door Kirsten Vos
Repatrianten lieten in de jaren ‘50 hun vrienden en familie achter in Indonesië. Deze grootschalige uittocht uit onder meer Jakarta en Surabaya haalde regelmatig de lokale Nederlandstalige kranten in Indonesië. Uit die artikelen blijkt hoe de Nederlandse (Europese) gemeenschap daar in ontwikkeling was, oordelend naar de veranderende manier waarop Indische Nederlanders omgingen met het vertrek van repatrianten.
Elitair en voornaam
In het begin van de jaren ’50 gingen vooral totoks (volbloed Europeanen) en hooggeplaatste Indo-Europeanen ‘huistoe varen’. Werkgevers betaalden hun vertrek, met veel officiële afscheidsrecepties als gevolg, die opgeluisterd werden door bezoeken van militaire en politieke hoogwaardigheidsbekleders van zowel Europese als Indonesische komaf. Het was het niet ongebruikelijk om eerst een ‘fuif’ te hebben op de voetbal- of kegelclub, een dag of twee later gevolgd door een uitgebreid afscheid van collega’s en zakenrelaties. Bij die formele afscheidsrecepties was het gebruikelijk veel hooggeplaatste gasten uit te nodigen, zoals hoge officieren, ambassadeurs of president-directeuren.
Deze goed bezochte recepties, waar de lokale krant ook polshoogte kwam nemen, vonden plaats in sociëteiten, zoals de Simpang sociëteit in Surabaya, of in de ontvangstzaal van de werkgever, zoals de Droogdokmaatschappij (DMS). De versierde locatie was, met de prachtigste bloemen en smaakvolle maaltijden, de plek bij uitstek voor het over en weer uitspreken van afscheidswoorden en het uitwisselen van afscheidscadeaus. In de afscheidspeeches klonken warme woorden en intieme anekdotes, die de persoonlijke betrokkenheid van de repatriant met de club benadrukten. Eigenschappen die opvallend vaak aan de repatrianten toegekend werden, waren doorzettingsvermogen, sociale betrokkenheid, rechtvaardigheidsgevoel en jovialiteit. Bij het vertrek in de haven waren tot slot veel vrienden en bekenden aanwezig om de repatrianten definitief uit te ‘wuiven’.
Maatschappelijke veranderingen
In de loop van de tijd veranderde de manier van afscheid nemen. Vanaf 1953 verslechterde de relatie tussen Nederland en de in Indonesië wonende Indische Nederlanders, maar ook tussen Nederland en Indonesië. De gemengde groep verloor hun banen en aanstellingen en ontving hiervoor financiële steun uit Nederland, dat hen liever in Indonesië wilde houden dan te laten repatriëren. Pas in 1955 besloot de Nederlandse regering de criteria voor hun komst naar Nederland te vereenvoudigen.
Saamhorigheid en intimiteit
Na 1951 zijn de repatrianten in toenemende Indo-Europeanen. Dit, in combinatie met de veranderende maatschappelijke verhoudingen, gaf een andere berichtgeving over de repatriëring. Er verscheen een nieuw onderwerp: de relatie van de repatriant met Nederlandse én Indonesische groepen van de burgerbevolking. Niet langer was aandacht in de krant gerechtvaardigd vanwege het hoge aanzien van de repatriant, maar vanwege zijn ‘gewoonheid’ en de mate waarin hij een sociaal voorbeeld was voor de op Nederland georiënteerde inwoners van Indonesië. Saamhorigheid met alle bevolkingsgroepen werd opeens een te prijzen eigenschap; het was zelfs de enige legitieme reden om aandacht aan de repatriant te besteden.
Opvallend vaker dan in de beginjaren, speelde het afscheid van familie en vrienden zich in
‘intieme kring’ binnenshuis af of alleen op de voetbalclub. In vergelijking met de beginjaren ontbrak de eindeloze opsomming van afscheidsfuiven en –recepties en hoogwaardigheidsbekleders. De anticlimax die aantoonde dat de repatriëring massale vormen had aangenomen, was het uitwuiven van tientallen Surabayanen die in 1955 per Johan van Oldebarnevelt naar Nederland afvaarden. Op de kade stonden alleen twee verslaggevers van het Nieuw Soerabajasch Handelsblad. Voor deze ‘zoveelste reis naar het oude Patria’ waren geen ‘wegbrengers’ meer.
© Kirsten Vos 2008
Literatuur
Vos, K.J. 2007. Indië Tabeh. Opvattingen in kranten van Indische Nederlanders in Indonesië over de repatriëring (1950 – 1958).
Masterthesis. Erasmus Universiteit Rotterdam/ Media & Journalistiek.
Naschrift van de redactie
De laatste tien jaar hebben de repatriëringen van Indische Nederlanders aandacht gekregen van historici, journalisten, politici en de media. Niet vreemd gezien de discussies over aanpassing, inburgering of integratie van vreemdelingen. Stereotype beelden van de Indo’s als een alleen maar goed geïntegreerde minderheid worden gelukkig verfijnd door de verhalen van individuele families. Dan blijkt die aanpassing, assimilatie of hoe je dat proces ook wilt noemen niet altijd zo glad verlopen. De geschiedschrijving is er ook om die nuances te zoeken en vervolgens te kijken of er algemene conclusies getrokken kunnen worden.
We mogen er blij om zijn dat dit soort onderzoek steeds wordt gedaan. Ook door betrokken leden van de jongere generatie. Kirsten Vos is een uitnemende vertegenwoordiger hiervan. Zij heeft onderzoek gedaan naar hoe Indische Nederlanders in Indonesië in de jaren vijftig eigenlijk dachten over repatriëring naar Nederland. Dat heeft Kirsten onderzocht aan de hand van wat Nederlandstalige kranten uit Surabaya en Jakarta schreven in die tijd. Haar masterthesis (afstudeerscriptie) getiteld Indië Tabeh aan de Erasmus Universiteit in 2007 is het resultaat van het onderzoek.
De masterthesis Indië Tabeh is te lezen en te downloaden op de website http://indietabeh.kirstenvos.nl/.
Over Kirsten Vos: zie haar blog/website www.kirstenvos.nl/.
Pingback: Censuur en feiten | Vrije Tribune