Humphrey de la Croix
In mijn artikel ‘Indo’s en politiek. Deel 3. De Indische Partij 1912-1913′ schreef ik:
“Ernest Francois Eugène Douwes Dekker (1879-1950), Indo, radicaal en romanticus. ‘DD’ behoorde tot een goede middenklasse familie en kreeg volop kansen een carrière op te bouwen. Na de HBS werkte hij o.a. op suikerondernemingen in Oost-Java. Daar maakte hij kennis met gewone Indo’s en Javanen en zag dat hun arbeidssituatie niet altijd goed was. Lage lonen, lange werktijden en weinig kansen om verder te komen. DD trok het zich erg aan en dit rechtvaardigheidsgevoel werd eigenlijk een constante drijfveer voor de wegen die hij zou inslaan. Zijn openlijke kritiek op de ondernemingen waar hij werkte, die hij doortrok naar het gehele bestuur van de kolonie, moest hij uiteindelijk betalen met ontslag.
DD toonde zich naast een strijder tegen onrecht ook een romanticus toen hij, net als de dichter Lord Byron die in de Griekse onafhankelijkheidsoorlog (1821-1831) tegen de Turken vocht, in 1899 besloot naar Zuid-Afrika te gaan. Daar sloot hij zich bij de Boeren aan om tegen de Engelsen te gaan vechten. In zijn optiek werden ze onderdrukt door de overheerser die de kolonie uitbuitte ten koste van haar bewoners. DD heeft in 1900 in Pretoria trouw gezworen aan de Republiek Transvaal en vocht mee tegen de Engelsen. Dezen hebben hem ten slotte gevangen genomen en verbannen naar Ceylon (het huidige Sri Lanka). Tijdens zijn detentie schreef hij brieven en een dagboek, waarvan sommige in de Nederlands-Indische pers werden gepubliceerd. DD zag vanaf toen voor zichzelf een toekomst in de journalistiek. In 1903 kwam hij vrij en keerde terug naar Java en vond inderdaad werk bij de pers: eerst bij De Lokomotief in Semarang en in 1907 bij het Bataviaasch Nieuwsblad. Eerder had hij gezien dat de macht van de pen echt invloed had op het landsbestuur. Met succes had de hoofdredacteur Pieter Brooshooft zijn ideeën over een rechtvaardig koloniaal bestuur op de politieke agenda geplaatst. Cruciaal was zijn artikel ‘De ethische koers in de koloniale politiek’ uit 1904.”
De snelle opkomst van de Indische Partij
Nu 1913 ten einde loopt zag ik aanleiding om opnieuw aandacht te besteden aan DD.
In de loop van 1913 groeide het aantal leden van zijn partij in enkele maanden tijd tot ongeveer 7000. De Indo’s waren met ruim 5000 de grootste groep. Echter, amper binnen een jaar na de oprichting op eerste Kerstdag 1912, volgde al de val van de Indische Partij. De radicale ideeën die feitelijk inhielden het koersen op onafhankelijkheid van de kolonie, brachten het Gouvernement er toe de Indische Partij uit te schakelen. Die radicale ideeën waren al geventileerd in januari 1913 in het dagblad De Expres, waarvan DD hoofredacteur was. Ondanks de duidelijke strekking van de artikels had DD er het vertrouwen in dat het Gouvernement de ingediende ontwerpstatuten van de partij zou goedkeuren. De procedure was namelijk dat een politieke beweging goedkeuring moest krijgen van de overheid. 1)
Statuten niet goedgekeurd: het begin van het einde van de pas opgerichte partij
Het koloniaal bestuur wantrouwde al vanaf het begin dat de partij actief was, de ideeën van de partij. De grote bijeenkomsten werden al spoedig bijgewoond door politieagenten.Dezen moesten minutieus rapporteren wat ze zagen en hoorden.
De twee belangrijkste bezwaren van het Gouvernement tegen de ontwerpstatuten die de partij had ingediend om goedgekeurd te worden als politieke partij, waren ten eerste het hoofdstreven van de partij: de uiteindelijke bevrijding van de kolonie en de vorming van een onafhankelijke staat van ‘Indiërs’. Met deze nieuwe term bedoelde DD alle ingezetenen van Nederlands-Indië die zich verbonden voelden met dat gebied en zijn mensen. Het tweede bezwaar was het streven van de partij dat de bewoners van Indië recht hadden op zelfverdediging tegen de vijanden van hun gebied. Eigenlijk was dit inclusief Nederland als kolonisator, maar DD heeft dit later bijgesteld als bedoelde hij exclusief Nederland. Tegen de achtergrond van de voelbare internationale spanningen, verklaarde DD dat de bewoners van het land in staat moesten worden gesteld zich te verdedigen tegen buitenlandse agressors. Hij dacht dan met name aan de organisatie van schietverenigingen. Deze wijziging in de statuten was duidelijk bedoeld om de vrees weg te nemen dat gewapende inheemsen en Indo’s zich ooit tegen het bestuur zouden keren. 2)
Ondanks deze wijziging in de formulering van de ontwerp-statuten, bleef DD’ s toonzetting in publicaties en tijdens bijeenkomsten dezelfde als voorheen. Dus radicaal en opzwepend. Daarom verbood de gouverneur-generaal op 4 maart 1913 bij decreet dat alle bijeenkomsten van de Indische Partij voortaan niet meer waren toegestaan. DD en de partij bleven echter strijdbaar en vroegen gouverneur-generaal Idenburg hetzij om een schriftelijke motivering van zijn besluit dan wel een audiëntie. De Raad van Indië en het hoofd van het departement van Justitie, die gouverneur-generaal Idenburg adviseerden, hadden geen vertrouwen in een minder radicale koers van de partij. 3)
Op 8 maart 1913 ontving Idenburg de bestuursleden voorzitter DD, vice-voorzitterTjipto Mangoenkoesomo en secretaris J.G. van Ham in zijn paleis. Het onderhoud was binnen een uur afgelopen en DD meldde dat het koloniaal bestuur nooit zou instemmen met een onafhankelijk Indië en zeer zeker niet binnen afzienbare termijn. Voor DD was deze uitspraak juist de bevestiging dat de Indische Partij bestaansrecht had! 4)
De periode maart 1913 – september 1913
Historicus Paul van der Veur noemt deze periode de strijd van DD ’tegen de molens’, vergelijkbaar met die van Don Quichot. DD streed verder onder de vlag van de Indo-vereniging Insulinde, niet meer als voorman van de Indische Partij. Ook moest men hem voortaan zien als een van de leden van de Vereeniging Insulinde, een beweging met een gematigd programma. DD’s temperament en gedrevenheid waren allerminst gedempt. Van Insulinde probeerde hij een sterke organisatie te maken. Ook streefde hij naar het opheffen van de verschillen tussen het strafrecht voor Europeanen en de ‘inlanders’ ten gunste van de laatsten. Daarnaast stond op de politieke agenda het nader onderzoeken van de wenselijkheid van het recht op zelfverdediging van alle Indiërs. DD riep zelfs de ‘Indiërs’ op de wapens op te nemen. Hoewel dit wel past in zijn romantische aard, zal hij dit ook serieus hebben bedoeld. Hij ondersteunde in ieder geval de oprichting van schietverenigingen. Via De Expres kwam het gerucht dat een van de verenigingen in oprichting de naam Diponegoro, naar de opstandige prins in de 19e eeuw, wilde aannemen. Dit staaltje van wat tegenwoordig in media ‘framing’ heet, miste zijn uitwerking niet. Dit sterkte het koloniaal bestuur alleen maar in het blijven verbieden van wapens. 5)
Over de positie van personen van gemengde afkomst had DD zich eerder op interessante wijze uitgelaten. Die kwam er op neer dat de Indo’s een voorhoederol hadden in de weg naar ontwikkeling van het land. Zij dienden de inheemse volken te leiden omdat zij immers bloedverwanten waren. Toch heeft hij deze zienswijze niet echt nader uitgewerkt in het partijprogramma. Het is gissen waarom, maar een vraag zou kunnen zijn of hij gelet op de aantallen en zijn affiniteit het echte toekomstperspectief zag in handen van de Indonesiërs zelf? Zou hij als Indo die speciale rol aanvankelijk hebben bedacht, maar is hij er later op teruggekomen om deze reden?
Het Gouvernement overwoog in april geen nadere actie te ondernemen tegen DD. De opkomst bij bijeenkomsten van Insulinde nam niet zichtbaar toe zodat in dat opzicht de openbare orde niets had te duchten. Van belang is te weten dat veel leden van de beweging werkten voor het Binnenlands Bestuur en zich terughoudend opstelden nu hun broodheren DD en zijn partij met argusogen volgden. Geassocieerd worden met radicale politieke ideeën zou hen erg kwetsbaar maken tegenover hun meerderen. Uiteindelijk besloot het koloniaal bestuur dat de top van de voormalige Indische Partij naar Nederland zou worden verbannen. De oprichting van de eerste Indonesische partij Sarekat Islam in 1912 en de snelle groei van haar aanhang deden het Gouvernement beseffen dat Indië een tijd van verandering was binnengetreden. De internationale spanningen maakten ook het neutrale en kleine Nederland en de kolonie nerveus. Binnenlandse instabiliteit was het laatste waarop het Gouvernement wachtte. Dat de kolonie eigenlijk nog maar pas in zijn geheel onder controle was gebracht (Bali viel in 1908 na een laatste verzet tegen de Nederlanders), was een te koesteren prille verworvenheid. Niet in het minst was er de kostenfactor. Voortdurende onrust zorgde voor hoge militaire en politionele kosten. Een ander effect was dat investeerders konden worden afgeschrikt. En een kolonie hebben die alleen maar geld kostte, was geen aanlokkelijk idee.
DD besefte dat het Gouvernement de partij steeds scherper in de gaten hield. Half april 1913 vond het bestuur dus dat speciale maatregelen niet aan de orde waren. Feitelijk verloor de Indische Partij veel aanhang (met name de Indo’s die bang waren voor hun banen) en stortten er vele afdelingen in. DD zag het gebeuren en manifesteerde zich vooral retorisch in zijn publicaties. Hij richtte zich zelfs in briefvorm in De Expres tot de koningin met de verwijzing naar haar verre voorvader Willem van Oranje. Hij kwam toch terecht in opstand tegen de koning van Spanje om het volk van Nederland te bevrijden? In dezelfde situatie bevond zich nu de bevolking van Indië. Volgens biograaf Van der Veur leek zijn schrijven enigszins op dat van zijn oudoom Multatuli: de noodkreten van een gekwelde ziel die minder wordt gehoord. 6)
DD besloot nieuwe inspiratie op te doen en vertrok op 19 april 1913 naar de Philipijnen om daar te leren van de vrijheidsstrijd die dat jonge land had gevoerd tegen kolonisator Spanje. Vooral de guerillastrijd intrigeerde hem enorm. Onderweg in Singapore kreeg hij een geheel ander idee en besloot naar Nederland te reizen. Dat deed hij via eerst Hong Kong (Engelse kolonie) en Port Arthur, de havenstad in het noordwesten van China (Mantsjoerije) dat in 1905 werd bezet door de Japanners. DD vond dit inspirerend vanwege de gedachte dat het Aziatische Japan de door Russen ‘bezette’ stad had bevrijd. DD reisde vervolgens via Rusland naar Nederland, waar hij op 31 mei 1913 arriveerde. Na ruim een week werd hij welkom geheten door een ‘Indiërs Comité’ en door zijn zus Adeline. Het comité hielp DD om in juni steden grotere steden als Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Arnhem en Apeldoorn. Ook ontmoette hij prominenten van de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) zoals W.H. Vliegen. Hij publiceerde in grote kranten als De Telegraaf en Het Volk. DD kwam tot de conclusie dat aansluiting zoeken bij de SDAP vanwege de sociaal-economische agenda juist was, maar dat de partij geen aandacht had voor de onderdrukten in de kolonie. Maar vooral zag hij dat de Nederlandse sociaal-democraten niet bezig waren met het op den duur beëindigen van de koloniale status van Indië. DD moet met een teleurgesteld gevoel zijn teruggekeerd naar huis. De doorslaggevende steun om als onafhankelijkheidsbeweging door te breken, kwam niet van de SDAP of andere beweging uit Nederland. 7)
Terug in Indië: 1 augustus 1913
In Tandjong Priok, de haven van Djakarta werd DD verwelkomd door zijn vader en enkele vrienden. Vice-voorzitter Tjipto Mangoenkoesoemo en Soewardi Soerjaningrat waren op last van het Gouvernement gearresteerd. Reden was dat ze door DD’s invloed als opruiers waren aangemerkt. Doorslag gaf Soewardi’s pamflet ‘Als ik eens een Nederlander was…’ dat op ironische wijze weergaf hoe de Nederlanders in 1813 zich moeten hebben gevoeld toen ze bevrijd waren van het Franse juk. Met de naderende eeuwviering van het koninkrijk in november 1913, had de schrijver aanleiding gezien het onderwerp onderdrukking en bevrijding eens aandacht te geven. Het koloniaal bestuur was vooral gevallen voor de publicatie in het Maleis, waardoor het pamflet een groter bereik had gekregen. Het Gouvernement was ervan overtuigd dat hij bewust indruk wilde maken op de inheemse bevolking. In de regel werd dit soort publicaties in het Nederlands gedaan en daardoor op een klein publiek gericht. 8)
Het Gouvernement zag DD als de aanstichter, ook al had hij zelf het pamflet niet geschreven noch erbij betrokken was geweest. Het bestuur vond dat de twee gearresteerden gewoonweg zonder DD’s invloed het niet hadden geschreven. Deze redenering leidde ertoe dat DD zelf ook werd gearresteerd. 9)
Het was de bedoeling het ‘klavertje drie’ ieder naar een afzonderlijke verre plaats in de archipel te sturen. Tjipto naar Banda, Soewardi naar Bangka en DD zou naar Timor gaan. De drie konden de gouverneur-generaal en Justitie overhalen dat ze het land zouden verlaten en ze kozen voor Nederland. Dat verzoek werd ingewilligd.
6 september 1913: het ‘klavertje drie’ verbannen naar Nederland
Ironisch genoeg een jaar nadat de partij was opgericht, werden haar leiders verbannen naar Nederland. Op 6 september 1913 vertrokken Tjipto Mangoenkoesoemo en Soewardi Soerjanigrat vanuit Djakarta, vergezeld van hun echtgenotes.
De twee Indonesiërs beleefden deze eerste verre reis naar een heel andere wereld als een bijzondere ervaring. De bereisde DD had veel meer gezien van de wereld en begon onderweg alweer meteen te werken aan een serie artikels. 10) Op 3 oktober 1913 werden de bannelingen in Den Haag opgewacht door 25 vrienden en DD’s zus Adeline. ’s Avonds was er een feest ter ere van de nieuwkomers. Het Indiërs Comité was opnieuw de grote organisator van bijeenkomsten, ontmoetingen en lezingen door het hele land. Op 26 oktober 1913 vond een grote bijeenkomst met 3000 mensen plaats in Amsterdam, georganiseerd door de SDAP. De toehoorders luisterden en discussieerden met de leden van ‘klavertje drie’. Het Eerste Kamerlid H.H. van Kol, SDAP’er en Indiëkenner, was niet positief over de Indische Partij die hij betekenisloos en een ‘zootje’ vond. De prominenten als Tjipto vond hij erg gewillige volgers van DD. Van der Veur noemt niet zonder reden dat Van Kol gouverneur-generaal Idenburg hoog had zitten en voorstander was van de Ethische Politiek. Deze was gericht op verbeteren van de welvaart van de bevolking van Indië door betere infrastructuur en onderwijs. DD vond hij slechts een agitator die een heilloze weg wilde bewandelen.
Eerder zag hij perspectief in een dialoog met Tjipto en Soewardi in de hoop hen van DD te verwijderen. 11)
De drie slaagden er wel in om de SDAP ervan te overtuigen een gemeenschappelijke strijd te moeten strijden. En wel via geleidelijke ontwikkeling en op georganiseerde wijze. Dit laatste zou moeten wijzen op het niet willen beginnen van een gewelddadige revolutie. Wél evolutie.
Terug naar Indië in 1918
Het Gouvernement stond DD en de twee anderen terug te keren naar Indië. Voor DD moet het een enorme verademing zijn geweest. Moeten leven zonder zijn vrouw en kinderen én buitenzijn geliefde Indië moeten hem erg hebben aangegrepen.
Er was het een en ander veranderd in de tussentijd. De aanvankelijke explosieve groei van nationalistische partijen was gedempt en de radicale elementen waren geneutraliseerd door arrestaties en verbanningen. De radicale ideeën van de Indo-beweging waren al in de lente van 1913 in de knop gebroken toen de Indische Partij werd verboden. De Vereeniging Insulinde die als een soort verkapte vervanger moest dienen, ontwikkelde zich niet verder. In 1918 was het Indo-Europeesch-Verbond opgekomen als dé grote organisatie van Indo’s die vooral gematigde, reële doelen nastreefden als behoorlijke salarissen en toegankelijkheid van goed, Nederlands onderwijs en een dito gezondheidszorg. DD als exponent van radicalere ideeën was in een isolement terechtgekomen. Zijn verbanning buiten de archipel heeft daaraan zéker bijgedragen.
Betekenis van het jaar 1913 vanuit Indo-perspectief
De Indische Partij is voor de meeste Indo’s een te radicale beweging gebleken. DD’s oorspronkelijke bedoelingen sloten echter wel direct aan op hun behoeften. Namelijk verbeterde welvaart door fatsoenlijke salarissen, kansen op banen, wegwerken van armoede en discriminatie, toegang tot goed onderwijs. Waar DD verder wilde richting een onafhankelijk Indië voor alle ‘Indiërs’, moesten de meeste Indo’s afhaken. Het besef van Europees zijn en aan de kant van de machthebbers te staan, was te sterk om uiteindelijk te onderschrijven dat Indonesiërs ook in de macht moesten gaan delen. Het idee van DD dat de Indo’s daarin een vooraanstaande positie zouden moeten innemen, leek nog te abstract om te ervaren en teveel verbonden met een gewijzigde toekomst, waaraan velen niet eens een gedachte over hadden of die niet wilden hebben. De opkomst van het IEV zou bevestigen dat het merendeel van de Indo’s een gematigde belangenorganisatie wilde hebben én binnen de bestaande juridische, politieke en sociale kaders. Dit laatste kortweg gezegd: de koloniale situatie.
Dat DD als een soort vroege repatriant kan worden gezien, is meer een ludieke betiteling van zijn verblijf in 1913 in Nederland. Dat beschouwde hij niet eens als zijn vaderland. Wanneer hij dit woord gebruikte bedoelde hij het land van zijn geboorte en zijn volk, de ‘Indiërs’, zoals hij dat met een nieuw bedacht woord noemde.
Markeert ‘1913’ zoals dat jaar het in de ‘grote’ Wereldgeschiedenis is geworden ook een speciaal jaar in de geschiedenis van de Indo’s? Ik denk van wel omdat zoals hierboven genoemd het duidelijk werd dat Indo’s ‘gekozen’ hebben voor continuering van de bestaande politieke en maatschappelijke situatie en niet voor een versnelling van de ingezette onafhankelijkheidsdoelen van jonge politieke bewegingen. Zouden ze wél massaal gekozen hebben voor de Indische Partij en hebben doorgezet met de gedrevenheid van DD, waren dan later de Bersiap en de onafhankelijkheid er niet geweest of minder bloedig verlopen? De geschiedschrijving houdt zich niet met dit soort vragen bezig en blijft hier dus buiten beantwoording ervan.
Noten
1) Paul W. van der Veur, The lion and the gadfly. Dutch colonialism and the spirit of
E.F.E., Douwes Dekker, Leiden 2006, pp. 205-206 en 215-216.
2) Idem, pp. 201-204.
3) Idem, pp. 230-233.
4) Idem, pp. 232-233.
5) Idem, p. 229.
6) Idem, p. 245.
7) Idem, pp. 253-255.
8) Idem, pp. 257-259.
9) Idem, pp. 259-260 en 263.
10) Idem, pp. 270-271.
11) Idem, p. 277.
Informatie op het internet
http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/douwes_de [door H.W. van den Doel]
http://www.indischhistorisch.nl/tweede/sociale-geschiedenis/sociale-geschiedenis-indos-en-politiek-deel-3-de-indische-partij-1912-1913/
Literatuur
Frans Glissenaar, D.D. Het leven van E.F.E. Douwes Dekker, Hilversum 1999.
Hans Meijer, In Indië geworteld. De twintigste eeuw, Amsterdam 2004.
Paul W. van der Veur, The lion and the gadfly. Dutch colonialism and the spirit of E.F.E., Douwes Dekker, Leiden 2006.
Pingback: Nieuw artikel: Voor straf naar Nederland. Ernest Douwes Dekker als vroege ‘repatriant’ in Nederland |