door Humphrey de la Croix
Op 12 september 2012 gaat Nederland naar de stembus om een nieuwe Tweede Kamer te kiezen. Het is dan 100 jaar geleden dat in toenmalig Nederlands-Indië de Indische Partij werd opgericht, de eerste echte Indische politieke partij opgericht door de Indo E.F.E. Douwes Dekker en ook gericht, maar niet uitsluitend, op de Indo-Europeanen. Deze verwant van Multatuli zag uitgerekend voor hen een rol liggen in het verbinden van de bevolkingsgroepen in de kolonie. IndischHistorisch.nl leek het een goede aanleiding om in een drietal artikels aandacht te besteden aan Indo’s en hun gebruik maken van politieke middelen om doelen te behalen. Het zal niet gaan over hun stemgedrag maar over het bedrijven van politieke of politiek getinte acties en initiatieven.
In de eerste aflevering van deze driedelige reeks over Indo’s en politiek is beschreven hoe Indische Nederlanders zich als politiek actieven zich hebben gemanifesteerd. Dit tweede deel begint in 1994 wanneer de Vrije Indische Partij wordt opgericht en voor het eerst meedoet met de verkiezingen voor de Tweede Kamer in dat jaar. Het zal een historisch jaar worden omdat het tot de formatie van het eerste kabinet leidt met de PvdA en de VVD: Paars I én zonder het CDA.
Indisch 1990: de Indische perkara’s, frustratie en woede en strijdbaarheid In het eerste deel van deze artikelreeks heb ik beschreven dat de Indische Nederlanders alweer veertig jaar opgegaan waren in de samenleving. De overheid en sociale wetenschappers spreken in het algemeen over een succesvolle en geruisloos verlopen integratie, die model is gaan staan voor alle inburgeraars. De Indische integratie verliep vooral via werk, dat er volop was van 1950 tot 1970. De Indische nieuwkomers hoefden daarbij ook niet extra moeite te doen om de taal te leren of typische Nederlandse normen eigen te maken. Maatschappelijk liepen ze de pas met alle andere Nederlanders en rond 1990 behoorde een groot deel van hen tot de middenklassen. Je zou kunnen zeggen dat de Indische wensen die ze in voormalig Indië hadden, zich aan het vervullen waren. Maar er viel nog wat groots te wensen. In de post-koloniale luwte die de Nederlandse overheid sinds het einde van Indië had gecreëerd, waardoor de verwerking van dat verlies geen kans kreeg, bleef in de Indische gemeenschap nog een en ander gisten. Ik bedoel dan de openstaande rekeningen naoorlogs rechtsherstel van schade bij oorlogsgetroffenen. En dan was er de backpay-kwestie, de nooit betaalde pensioenen en salarissen van Nederlands overheidspersoneel tijdens de jaren van de Japanse bezetting. In de periode van twintig jaar tot 1990 hadden de betrokkenen zich weinig geroerd. Dat veranderde met de incidenten rond het bezoek van de Japanse premier Kaifu in 1991, die de herdenking van de oorlog bijwoonde. Deze beslissing van het kabinet raakte de Indische gemeenschap vol in het gezicht. Slachtoffers en nabestaanden waren gekwetst, voelden zich geschoffeerd en minstens niet serieus genomen. Het leek meer nog dan dat een behandeling van de Indische Nederlanders als niet-gelijkwaardige Nederlandse burgers. De Indische ex-oorlogsgedetineerde die de krans van Kaifu in de bij het Indisch monument liggende vijver gooide kreeg veel bijval. Net als de woedende man die premier Lubbers vol raakte met een ei. Frustraties en miskenning moeten diep hebben gelegen voordat ze leiden tot deze emotionele reacties. De Indischen hebben altijd geduld opgebracht en de dialoog opengehouden, maar er was nu een grens bereikt.
Schijn bedriegt dus. In veertig jaar tijd waren Indische Nederlanders een niet opvallend maar sympathiek deel van de Nederlandse samenleving geworden. Aan het begin van het laatste decennium van de vorige eeuw was er maatschappelijk en politiek veel ingrijpend veranderd in binnen- en buitenland. De welvaart en kwaliteit van leven waren hoog, het IJzeren Gordijn weggehaald en de Koude Oorlog afgelopen. Liberalisme en democratie hadden alle succes en misschien zelfs de geschiedenis aan hun zijde. In zo’n sfeer van optimisme schuilt altijd een risico van zelfvoldaanheid. Die straalde vooral af van de regenteske bestuurlijke en politieke elite, die verder van de mensen was af komen te staan. Misschien verklaart dat de beslissing van het kabinet om Japan te betrekken bij de Indië-herdenking in 1991. Het was toch ook gelukt tussen Duitsers en Fransen toen kanselier Helmuth Kohl en president Francois Mitterand in 1985 hand in hand de oorlog herdachten? Was de tijd niet rijp voor vergeten en vergeven? Nee dus, vond de Indische gemeenschap. De nieuwe strijdbaarheid leidde tot verschillende initiatieven en de oprichting van organisaties. In 1990 kwam er de Stichting Japanse Ereschulden, die vandaag de dag nog maandelijks op het Binnenhof demonstreert voor rechtsherstel en de backpay. En dan verscheen in 1994 een heuse politieke partij op het toneel, de Vrije Indische Partij.
De oprichting van de Vrije Indische Partij Het zal niet verbazen dat de initiatiefnemers voortkwamen uit vooral de eerste generatie. Zij waren toch degenen die als de direct getroffenen bij wie de regering nog een rekening hadden openstaan. Deze generatie voelde de tijd dringen en was ervan overtuigd dat er direct actie moest komen. Die moest dusdanig zijn dat wanneer er niet op korte termijn successen kwamen, de volgende generatie goed geïnformeerd het estafettestokje kon overnemen. Actie definiëren en organiseren, die continueren en voeren op het hoogste machtsniveau kon het best in de vorm van een organisatie, in dit geval een heuse Indische politieke partij. Het schrijven van open brieven, manifesten, uitschrijven van petities en andere vriendelijke acties waren niet genoeg om het Indisch geluid te laten horen dáár waar de oplossingen vandaan moesten komen. Meedoen in de Kamer en via wetgeving de Indische perkara’s oplossen was het voor de hand liggende middel, dat tientallen jaren binnen een blinde vlek viel. Bij de presentatie voor de media op maart 1999 verklaarde voorzitter Ruud Paulus te hopen op een of twee zetels in de Tweede Kamer. Het was niet duidelijk waarop die hoop was gebaseerd, maar de partij moet zijn afgegaan op het potentieel van ruim een miljoen Nederlanders die Indisch waren of op een of andere manier ermee verbonden.
Ruud Paulus, eerste voorzitter van de Vrije Indische Partij, bij de presentatie op 16 februari 1994 van de nieuwe partij Bron foto: ANP Foto. Fotograaf: Toussaint Kluiters
Het partijprogramma van 1994 De naam van de partij wekt de suggestie van een liberale partij, die zich ook afficheerde als ‘sociaal liberaal’. De VIP zag zich als een partij die niet gebonden was aan bestaande politieke stromingen als de christen-democratie, de sociaal-democratie of het liberalisme. De leden en symphatisanten kwamen inderdaad uit alle politieke windstreken. Behalve de specifieke opname van Indische strijdpunten had de partij op het punt van het bedrijfsleven, veiligheid en verkeer standpunten die op die van de VVD leken. Opmerkelijk is het volgende standpunt over veiligheid: “De maatschappij heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld tot een multiculturele samenleving. Het is van groot belang dat aspecten t.a.v. openbare orde en veiligheid niet achterblijven bij deze ontwikkeling.” Hier zit duidelijk de boodschap in dat de multiculturele samenleving ook problemen voor de openbare orde en sociale veiligheid met zich meebracht. Het standpunt over de multiculturele samenleving zélf was ondergebracht in de “portefeuille” ‘cultuur’: “De VIP streeft naar een inbedding van nieuwe culturen in de Nederlandse samenleving in het algemeen en die van het Indisch Cultureel Erfgoed in het bijzonder.” En: “Door de multiculturele samenleving zullen de culturele aspecten een grotere rol spelen dan ooit. De VIP kan vanuit haar historische achtergrond een bijdrage leveren.” Het standpunt van de partij is “de multiculturele samenleving, zoals die er is en zich steeds zal uitbreiden, ondersteunen d.m.v. voorlichting.”
Op het belangrijke dossier sociale zekerheid en werkgelegenheid bood de partij geen totaalvisie aan. Wél werden concreet de specifiek Indische punten benoemd. De VIP nam op het vlak van de sociale zekerheid de volgende standpunten in: – Behoud van verworven (waardevaste) rechten, zoals het recht op een waardevast AOW – Meer inhoud geven aan de voorzieningen voor veteranen – Gelijkstelling van pensioenen van voormalig KNIL en Landmachtpersoneel – Betaling van achterstallig salaris over de jaren van de Japanse bezetting aan de rechthebbenden of aan hun weduwen of wezen – Veiligstellen van de wetten voor oorlogsgetroffenen Opvallend was dat de naoorlogse generatie nadrukkelijk betrokken moest worden in het behoud en voortzetting van het niveau van de voorzieningen voor oorlogsgetroffenen. Als gevolg van wetenschappelijke inzichten was de wetgeving aangepast. De overdracht van oorlogstrauma’s op een volgende generatie maakte het voor deze laatste (door een soort causaal verband) mogelijk aanspraak te maken op de voorzieningen. Het behoud van de waardevastheid van AOW en pensioenen was een duidelijke reactie op de ongelukkig gekozen timing van de PvdA in 1991 om die ter discussie te stellen. De PvdA heeft deze discussie trouwens niet meer leven ingeblazen.
Een ander Indisch getint onderwerp betrof huisvesting van ouderen. De VIP maakte zich sterk voor de bouw van voldoende woonruimte voor ouderen én wees op de nieuwe behoeften als gevolg van een multiculturele ouderenpopulatie. De partij wil: “Voor ouderen de mogelijkheid creeren om zich te kunnen vestigen in zorgwoningen, bejaarden- en verzorgingstehuizen in de plaats van keuze in Nederland. Hierbij dient de grote diversiteit in de culturele achtergrond betrokken te worden bij de zorg voor ouderen. Anno 2012 is deze behoefte bevestigd door de mogelijkheid om de oude dag te genieten in Indische verzorgingstehuizen. Opvallend was verder dat de Vrije Indische Partij niet alleen “blauw” getint was, maar ook groen. Aandacht en zorg voor het natuurlijk leefmilieu wordt gevraagd door verspilling van schaarse grondstoffen te verminderen. Handhaving van de milieuwetgeving is een vereiste en hergebruik van materialen moet worden nagestreefd.
De formulering van het partijprogramma was op de meeste punten algemeen en niet concreet gemaakt, uitgezonderd de Indische strijdpunten. Het wekt de indruk dat de partij het programma ook niet anders had kunnen opstellen. Er was te weinig voorbereidingstijd geweest, het ontbrak aan een op elkaar ingespeeld kader dat al een hechte, samenhangende politieke visie kon ontwikkelen en uitdragen hoe die te realiseren. Het programma leek daardoor op de Indische manier van actievoeren en lobbyen: het bleef vriendelijk, niet aanstootgevend of controversieel. Risico daarvan was dat het mensen niet genoeg kon aanspreken en potentiële kiezers niet wisten wat de partij nu exact wilde bereiken. De VIP ging ook nog eens voorbij aan de veranderende tijdgeest met meer personificatie van de politiek. Dat wil zeggen media optimaal gebruiken en je verdiepen in de soorten kiezers. De kandidaten op de lijst hadden hun sporen ruimschoots verdiend in bedrijfsleven of ambtelijke functies. Het publiek associeerde hen meer met ouderen en “vroeger” of “toen” vanwege het Indische. De Vrije Indische Partij bood geen grootse, nieuwe aansprekende visie op de maatschappij, maar had de Indische speerpunten als heldere doelen. Maar ook daarin waren standpunten ook nog algemeen geformuleerd. Uitgebreide cijfermatige onderbouwing van het programma, zoals het politieke vak nu eenmaal is gaan kenmerken was niet aanwezig. De VIP kon daardoor niet aan kiezers vertellen wat haar programma voor hun situatie zou betekenen.
De mensen van het eerste uur waren R. Paulus en E.J. Blaauw. De eerste was voorzitter van het partijbestuur en de tweede lijsttrekker. Ruud Paulus was een oud-ambtenaar van onderwijs en Ed Blaauw hoofd personeelszaken bij een bank. Als lijstduwers en niet verkiesbaar fungeerden op de lijst van de VIP Indische “vip’s”. Een van hen was generaal b.d R. Boekholt die voorzitter was van het Indisch Platform en de Stichting Herdenking 15 augustus. De andere Sjoerd Lapré van de Stichting Japanse Ereschulden. Op de lijst stonden niet alleen (oudere) mannen. Vrouwelijke kandidaten waren A. M. de Pijper, L.A. Grijzen, S. Soesman- Vieleers en J.T. Couwenberg- Trouerbach. De meeste kandidaten kwamen uit de bestaande Indische organisaties en initiatieven. Ze hadden meestal een bestuurlijke ervaring in die gremia, maar niet in het landelijke politieke bedrijf. Enkelen hadden ervaring via deelname in de provinciale of lokale politiek, zoals de latere lijsttrekker rob Koop. Ga hier naar het verkiezingsprogramma van 1994 (pdf-bestand)
De Tweede Kamer verkiezingen van 1994 De kiesdrempel bedroeg dat jaar 59.832 ofwel het aantal geldig uitgebrachte stemmen van 8.974.813 gedeeld door 150 kamerzetels. De Vrije Indische Partij wist 17.202 stemmen te winnen en dus geen zetel in de Kamer. De kiezer had dus duidelijk geen boodschap gehad aan een eigen Indische partij. Voor de partij was het geen reden om bij de pakken te gaan neerzitten, maar het was duidelijk dat er hard moest worden gewerkt om een krachtig politiek statement te maken. En om te weten hoe je in dat potentieel van ruim 1 miljoen Indischen in de brede zin, aanhang kon winnen. Het is op basis van beschikbare informatie niet te zeggen of de VIP ook buiten dat potentiële electoraat mikte, maar dat lijkt niet waarschijnlijk omdat de Indische speerpunten tóch alleen voor Indischen en sympathisanten kon aanspreken.
De Tweede Kamer verkiezingen van 1998 In dat jaar stemden er 7.225 mensen op de Vrije Indische Partij, 9.977 minder dan in 1994 ofwel 40% van het vorige aantal stemmen was overgebeven. Slechts een handvol mensen was overtuigd van de noodzaak van een aparte Indische politieke partij. Het sociaal-liberale profiel met als grootste “concurrenten” D’66 en de VVD kon geen oorzaak zijn van het echec. Meer nog dan in 1998 was aangetoond dat er geen behoefte bestond bij de in potentie doelgroep Indische Nederlanders om de Indische perkara’s te betrekken in hun stemgedrag. De Indische issues leefden slechts bij de direct betrokkenen van het eerste uur. Per generatie daarna vervaagden de oude perkara’s bij de potentiële Indische doelgroep in een hoog tempo.
De Tweede Kamer verkiezingen van 2002: lijstverbintenis met de Ouderenunie Na de verkiezingen van 1998 was er geen zetel behaald en dramatisch veel minder stemmen. Lijsttrekker Rob Koop verklaarde dat samenwerking een noodzaak was geworden. De lijstverbintenis met de Ouderenunie was de voor de hand liggende omdat landelijk de programma’s van beide partijen nagenoeg gelijk waren. De Indische issues kwamen daar nog bij als specifieke punten. De verkiezingsuitslag met de 10.033 uitgebrachte stemmen is niet anders te duiden dan een verdere achteruitgang.De verbintenis met de Ouderenunie leverde zelfs niet eens een verdubbeling op door dezelfde stemmen te trekken als in 1998. Daar kwam bij dat de verkiezingen van mei 2002 a-typisch en historisch te noemen zijn. De moord op Pim Fortuyn overschaduwde de reguliere partijprogrammapunten. In 2002 stemde een groot deel van de kiezers vanuit hun emotie. “Stemmen tegen” (het politieke establishment) en als signaal naar “dé” politiek en meer strategische stemmen als tegenreactie kenmerkten het stemgedrag. Voor kleine en nieuwe partijen, uitgezonderd Leefbaar Nederland en vooral de LPF, was geen plaats. Zij waren min of meer uit beeld verdrongen.
Het gezamenlijke verkiezingsprogramma van 2002 is uitgebreid en er staan veel meer concrete punten in dan in 1994 en 1998. De nadruk ligt op voor ouderen relevante zaken als de zorg, huisvesting en de inkomenszekerheid. Niet vreemd gezien de lijstverbintenis met de Ouderenunie. Een oude linkse “hobby”, het basisinkomen voor iedereen is als onderdeel van de sociale agenda opgevoerd. Het vermelden waard is artikel 14 b van het programma: “De Vrije Indische Partij wil respect voor iedere godsdienst en de mogelijkheid, tot invoering van vrije dagen voor feestdagen uit godsdiensten anders dan het Christendom, ondersteunen.” Midden in de uitgebroken discussie over het multiculturalisme toonde de partij zich daar een voorstander van. Maar een strengere controle en beperking van immigratie was ook een punt. Gebleven is het streven om de geschiedenis van de voormalige koloniën te integreren in de vaderlandse geschiedenis. En de Vrije Indische Partij wenst een leerstoel binnen een universiteit gericht op de geschiedenis van het voormalig Nederlands- Indië en Suriname. Verder wilde de Vrije Indische Partij een aparte staatssecretaris voor ouderenzaken.
Ga hier naar het verkiezingsprogramma van 2002 (pdf-bestand)
De val van het eerste kabinet-Balkenende en de verkiezingen van 2003 De coalitie van CDA, VVD en LPF regeerde van 22 juli 2002 en trad op 16 oktober 2002 af na 86 regeerdagen. Nieuwe verkiezingen zouden volgen op 22 januari 2003. De val van het eerste kabinet-Balkenende zorgde voor een vrije val van de LPF, die net zo spectaculair was als haar grote verkiezingstriomf met de verkiezingen van 15 mei dat jaar 2002. Mede door diezelfde LPF heben grote aantallen potentiële kiezers niet op de kleine partijen als de Vrije Indische Partij gestemd. Electoraal gezien was er veel verwarring en onduidelijkheid voor alle politieke partijen ontstaan. Na Pim Fortuyn en 9/11 was (als die al nog bestond) een definitief einde gekomen aan de electorale patronen volgens de lijn van de verzuiling. De politieke “markt” was nu meer versnipperd geraakt en de politieke partijen wisten niet meer precies wie hun “klanten” waren. De strikte scheiding links-rechts was minder scherp geworden, in het midden waren zowel VVD, PvdA, CDA en D’66 actief. Op de linkerflank stonden duidelijk de Socialistische Partij en Groen Links. Op de rechterflank deels de VVD en een deel van de LPF. Deze nieuwe constellatie zou voor de marginale partij die de VIP sinds 1994 was gebleven, in theorie een kans kunnen zijn om electoraal de grotere groep onduidelijke kiezers te trekken. “In theorie”, nadrukkelijk omdat de VIP geen programmapunten leek te hebben om de kans te benutten. Door de eerdere onsuccesvolle verkiezingen besefte de partij dat samenwerking noodzakelijk was om te overleven, misschien niet perse als zelfstandige partij maar in een verbintenis of fusie met een partij waarin in ieder geval de Indische issues deel uitmaakten van het programma. De VIP sloot eind 2002 een alliantie met Leefbaar Nederland, de partij waaruit Pim Fortuyn een jaar daarvóór was gestapt en daardoor geminimaliseerd was. Gebrek aan financiële middelen om de verkiezingen voor te bereiden en campagne te voeren, maakten het noodzakelijk de VIP-kandidaten bij een geestverwante partij onder te brengen. Op het congres van Leefbaar Nederland 17 november 2002 sprak Ed Blaauw als volgt zich uit over de alliantie, die meer het karakter had van een fusie of opgaan in:
“De Indische gemeenschap toont trouw aan Nederland en vormt een hechte gemeenschap. Voorzitter Ed Blaauw geeft treffend weer, hoe veel Indische militairen hierover denken: De Koningin is mijn baas en de politiek houd ik buiten mijn deur. Toen voormalig premier Lubbers bij de herdenking van het einde van de Japanse bezetting in Nederlands Indië bij het Indisch monument een daad stelde, stelde de Indische gemeenschap ook één daad: vanaf 1994 heeft de hechte, geïntegreerde Indische gemeenschap dankzij VIP een krachtige stem in het politieke landschap. Vandaar is de samenwerking tussen VIP en LN hecht en waardevol. LN kan veel leren van het respect van jongeren voor senioren in de Indische samenleving, die op basis van levenservaring en wijsheid belangen concreet behartigen. De heer Blaauw verzoekt het congres om de topkandidaat van VIP, Rob Koop, gerespecteerd en ervaren, te ondersteunen. Rob Koop is vijftien jaar statenlid en vier jaar raadslid geweest, een topkandidaat.”
Dit statement is nog steeds dusdanig algemeen en minder politiek getint. Samenwerken, schakelen en een soort emancipatoire missie voor de Indische gemeenschap passen trouwens geheel bij het gedachtegoed van de toen demissionaire premier Balkenende. Ook al was de partij uit nood daartoe gedwongen. De Vrije Indische Partij bleef in alle tumultueuze ontwikkelingen de constructieve politieke partij die geen controversiële toon zette. In de nieuwe tijd die was begonnen had het electoraat behoefte aan duidelijke meningen en dito oplossingen, of ze nu wel of niet reëel waren. Op de kandidatenlijst van Leefbaar Nederland stonden onder anderen de 22-jarige lijsttrekker Haitske van de Linde, de nummer twee was Dick Jense en Rob Koop derde. Bedongen was dat tussen haakjes achter de naam van de VIP-kandidaten deze afkorting stond. Leefbaar Nederland behaalde op 22 januari 2003 slechts nog 38.894 stemmen. Buiten dit zat het de VIP ook op een andere manier niet mee. Na deze verkiezingen heeft de Kiesraad de partij per 19 februari 2003 geschrapt uit het Kiesregister. Dit moest reglementair omdat de partij bij de laatste verkiezingen (die van 22 januari dus) niet had meegedaan. Het bleek dat de partij niet juist stond geregistreerd, niet als Vrije Indische Partij, en de samenwerking met Leefbaar Nederland was niet juist aangemeld bij het Centraal Stembureau. Rob Koop procedeerde tot aan de Raad van State maar kreeg geen gelijk.
De opheffing van de Vrije Indische Partij (2006) Na de de verkiezingen waar de partij niet eens formeel had meegedaan en de verwijdering uit het Kiesregister vroeg voorzitter Ed Blaauw zich via het partijorgaan Onz VIP Koers af, wat nog het belang van de VIP kan of moet zijn, nu voor de vierde keer het doel, een zetel in de Tweede Kamer, niet is gehaald. Een extra algemene ledenvergadering belegd op 29 maart 2003 werd uitgeschreven om de meningen van de leden te peilen. Het zou nog tot 2006 duren voordat er een einde kwam aan 12 jaar Vrije Indische Partij. Voor de buitenwereld was het einde van de VIP geruisloos verlopen. De verkiezingsnederlagen en het feitelijk opgaan in Leefbaar Nederland hadden de partij gemarginaliseerd.
Slotbeschouwing In de laatste 20 jaar zijn enkele partijen met succes toegetreden tot de Haagse politiek. Dat zijn met name de Socialistische Partij, Leefbaar Nederland en de Lijst Pim Fortuyn, en recentelijk de Partij voor de Vrijheid. Tussendoor heeft kortstondig de ouderenpartij Algemeen Ouderen Verbond zetels in de Kamer gehad. De Vrije Indische Partij is in haar bestaan van 1994 tot en met 2006 marginaal gebleven. Niet één keer is een zetel behaald. Een groot aantal programmapunten viel samen met dat van andere partijen, vooral met dat van ouderenpartijen. De specifieke Indische speerpunten sprak hooguit de direct betrokkenen aan, maar wist niet een snaar te raken bij de totale Indische groep. De Indische perkara’s maken geen deel uit van een collectieve beleving en herinnering van de gehele Indische groep. De bekendheid ermee is drie generaties later aan verdwijnen en er is kennelijk geen behoefte om vanuit solidariteit te kiezen voor de specifieke en oude problemen van een fractie van de bevolking. De Indische kiezers heeft net als de meeste andere de prioriteiten liggen bij de oplossing van actuele problemen die hen direct raken. Politicologisch zijn er diepere verklaringsgronden voor het ontbreken van electoraal succes. De Groningse politicoloog Lucardi noemt drie voorwaarden voor succes: 1) een politiek project waarin urgente problemen (in de perceptie van de kiezers) duidelijk omschreven en aangepakt worden; 2) voldoende middelen om het project aan de kiezers te ’verkopen’: publiciteit, partijleden, geld en politiek leiderschap; 3) een gunstige gelegenheid daarvoor: ruimte in het partijstelsel, bijvoorbeeld door veranderingen in de positie van gevestigde partijen. Geprojecteerd op de Vrije Indische Partij ontbrak het in ieder geval bij het brede electoraat aan de eerste voorwaarde. De Indische perkara’s waren weinig bekend en speelden niet in de landelijke politiek. Wat betreft de tweede voorwaarde springt de partij daar niet heel slecht uit. Gelet op de bescheiden middelen en de korte voorbereidingstijd, is er via gevestigde media genoeg publiciteit gehaald. Daarbij had de partij voldoende mensen met bestuurlijke ervaring en leden die actief campagne wilden voeren. En de derde voorwaarde: de situatie in 2002 als gevolg van het succes van de LPF en het uiteengeslagen politieke speelveld zou een momentum kunnen hebben opgeleverd. Om die te benutten was ook een breed aansprekend programma nodig geweest dat dan nog samen moest gaan met de eerste twee voorwaarden voor succes. En dat was nu eenmaal niet waarover de Vrije Indische Partij, die steeds sterker marginaliseerde, beschikte.
In het derde deel van deze artikelreeks zal een sprong van 100 jaar terug in de tijd worden gemaakt naar het moment dat de Indische Partij van E.F.E. Douwes Dekker werd opgericht.
De andere artikels in deze driedelige reeks
Indo’s en politiek Deel 1. Veel perkara’s, weinig politieke oplossingen
Indo’s en politiek Deel 3. De Indische Partij 1912-1913
Informatie op het internet
Indisch Platform
Nieuwsbrief Vrije Indische Partij, 30 november 2002
Vrije Indische Partij
Rechtsherstel Indische oorlogsgetroffenen
Literatuur
A.P.M. Lucardie, Binnenkomers en buitenstaanders. Een onderzoek naar partijen die in 1994 hun entree in de Tweede Kamer trachtten te maken (pdf-bestand)
Idem, In de wachtkamer. Een portret van de partijen die in 1998 vergeefs hun entree in de Tweede Kamer trachtten te maken (pdf-bestand)