Maikel Ehlebracht
Huize Insulinde stond vanaf 1931 in het Nijmeegse Hees en was een tehuis voor oud-Indische militairen. Het was een villa die eerder bewoond was geweest door de familie Oscar Carré, de circusdirecteur uit Amsterdam. In 1974 is op de plaats van de villa een complex van 61 bejaardenwoningen gebouwd, Geulstraat 1 t/m 111 en Schependomlaan 2 t/m 12. Hier volgt een portret van dit bijzondere tehuis voor Indische militairen, verlofgangers en repatrianten in Nijmegen dat tussen 1918 en 1970 heeft bestaan; Huize Insulinde. Tijdens haar bestaan bood Insulinde plaats aan maximaal vijfenvijftig inwoners. En werd voor korte of langere periode door duizenden mensen bewoond. Het was een bijzondere Indische enclave in Nijmegen, die de ontwikkelingen illustreert van de opvang van gerepatrieerde (oud)-KNIL militairen en Indiëgangers in Nederland. Beschreven worden de achtergronden, en het einde van deze bijzondere Indische plek in Nijmegen. Het dagelijkse leven in het tehuis wordt geïllustreerd door de verhalen van de dochter van de directeur, mevrouw De Santy.
Een vergeten groep Om de oprichting van de Stichting Verblijf voor den Oud-Indisch militair goed te kunnen begrijpen is het van belang terug te gaan in de geschiedenis. Al vanaf de oprichting van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (1830), kortweg KNIL genoemd, had men grote moeite om aan manschappen te komen. En aangezien het Nederlandse leger zelf niet genoeg manschappen kon leveren, moest men gebruik maken van vrijwilligers. Om deze vrijwilligers te werven gebruikte men allerlei middelen. Zo kreeg men een grote som geld en had men uitzicht op betaald pensioen. Echter de pensioenen voor de lagere rangen bleken al snel door de stijgende prijzen, niet meer voldoende te zijn voor veel gepensioneerden met gezin. En als de gepensioneerde, als gevolg van jaren lange trouwe dienst invalide of arbeidsongeschikt geraakt was, dan was er vaak geen mogelijkheid meer om wat bij te verdienen en was die persoon veroordeeld tot de bedelstaf.
Vooral de onderofficieren en de gewone soldaat hadden het na hun pensionering zwaar. Vaak laag opgeleid, raakten vele aan de bedelstaf en kwamen door drankmisbruik en kruimeldiefstal in aanraking met de politie. De Nederlandse regering liet haar oud-militairen echter niet helemaal aan hun lot over. Er bestond voor gepensioneerde en invalide geraakte soldaten en onderofficieren van het KNIL een opvanghuis. Dit opvangtehuis dat in 1863 was opgericht als Koninklijk Militair Invalidenhuis Bronbeek te Arnhem, had echter maar plaats voor 220 oud-militairen. Had men een gezin of voldeed men niet aan een van de strenge toelatingseisen, dan kon men daar al helemaal niet meer terecht. Deze groep veteranen is door de Nederlandse en Nederlands-Indische regering aan hun lot overgelaten. Pas nadat oud-militairen en burgers zelf initiatieven gingen nemen en zich gingen verenigen in belangengroepen, kwam er verbetering in de situatie voor deze door de overheid vergeten groep oud-militairen.
Oprichting ‘Verblijf voor den Oud-Indisch Militair’ Begin vorige eeuw kwam op het Indonesische eiland Celebes (Sulawesi) bij een aantal KNIL-ers de gerepatrieerde, gepensioneerde en met verlofgaande soldaten en onderofficieren van het KNIL met hun families te ondersteunen. Met directe steun van zijn commandant K.A. Cornelissen richtte onderluitenant van het KNIL Arie van Boxtel de Stichting voor het Verblijf voor den Oud-Indisch Militair op. Voor het bestuur zocht van Boxtel veel invloedrijke personen bij elkaar. Zo namen er veel hoge oud-officieren van het KNIL, hoge oud-bestuursambtenaren zitting in het bestuur of verleenden de oud-generaal H.J. van Heutz en de latere premier Colijn hun naam aan de stichting. Een grote groep dus, met veel vooraanstaande personen. Uit naam van de stichting zochten zij contact met bestuurders in Nederland en Nederlands-Indië, die als ambassadeur van de stichting konden fungeren. In de stichtingsakte en in het eerste huishoudelijke reglement staat vermeld: Het doel van deze stichting zal hebben het oprichten en het exploiteeren van een verblijf voor den Oud-Indische Militair, tevens een Doorgangs- tevens Kosthuis, waarin gevestigd een Arbeidsbeurs en een Voorschotbank, daarmede hoofdzakelijk begoogde van een algemeen maatschappelijk belang.
Huisvesting in Nijmegen Als plaats voor het tehuis en de stichting werd gekozen voor de stad Nijmegen. De reden hiervoor was dat de Koloniale Reserve, het opleidingsinstituut van het KNIL hier in de Prins Hendrik kazerne gelegerd was. De bestuurleden van de stichting vonden het belangrijk, dat de gepensioneerden en verlofgangers nog veel contact zouden hebben met de nog actief dienende leden van het KNIL. De keuze viel op het oude hotel De Doelen. Gelegen aan de noordkant van de varkensmarkt, tegenwoordig plein 1944. Een goed alternatief, aangezien deze locatie niet ver van de Prins Hendrik kazerne aan de Daalseweg lag. Na tien jaar, werd de animo voor het tehuis zo groot dat de ruimte in het voormalige hotel te krap werd. Er moest een groter gebouw komen. Dit was voor een stichting zonder subsidie van de overheid niet makkelijk te realiseren. Begin 1930 werd er door middel van de Indische staatsloterij, door de bevolking van Nederlands-Indië voor de stichting een bedrag van maar liefst 100.000 gulden opgehaald! Door deze financiële injectie was men eindelijk in staat om een nieuw onderkomen te zoeken voor de stichting. Bij de zoektocht naar een geschikt pand viel het oog van de stichting op een grote statige villa aan de Voorstadslaan in het voormalige dorp Hees. Deze villa Carré, was na een grondige verbouwing in 1931 klaar voor gebruik.
De gloriejaren en de oorlog De jaren dertig van de vorige eeuw waren de gloriejaren van de stichting. Door de vele donaties ging het de stichting voor de wind. Deze gelden kwamen vaak uit Nederlands-Indië en maakten het bovendien mogelijk om veel reclame door onder meer fraaie flitsende jaarverslagen te maken en uit te delen aan het bedrijfsleven in Nederland en overzee. Samen met de al aan de stichting verbonden prominenten genereerde dit weer nieuwe donaties. De uitbraak van de tweede wereldoorlog in 1939 zorgde echter voor grote veranderingen. Niet langer kon men rekenen op verlofgangers van het KNIL uit Indië. Het scheepvaartverkeer tussen Indië en Nederland en het postverkeer stokte vanwege de ontstane oorlogssituatie. De echte ramp voor het tehuis kwam pas in mei 1940 toen Nazi-Duitsland ons land bezette. Vrijwel meteen na de bezetting in mei 1940, werd Huize Insulinde door de SS gevorderd en moesten de bewoners bij familie en kennissen worden ondergebracht. Dit betekende niet meteen het einde van de stichting, deze werd weer actief in 1946.
Het einde van de stichting en Huize Insulinde Door de onafhankelijkheid van Indonesië en de daaruit volgende opheffing van het KNIL in 1950 valt bijna alle financiële steun uit de Indische richting [voormalig Nederlands-Indië] weg. Als de Indonesische regering in de jaren vijftig alle Nederlandse bedrijven in Indonesië begint te nationaliseren, heeft dit nare gevolgen voor de stichting. De vergrijzing is een andere reden voor het einde van de stichting.
Na de onafhankelijkheid van Indonesië was het aanvankelijk geen probleem om het tehuis te vullen. Echter door het verdwijnen van actief dienende jonge verlofgangers veranderde de taak. Maar er waren meer dan genoeg gepensioneerden of bijna-gepensioneerden KNIL-ers die naar Nederland repatrieerden. Niet alle plaatsen werden bezet. In 1958 kreeg directeur De Santy toestemming de opengevallen plaatsen op te vullen met gerepatrieerde Indische Nederlanders, burgers dus, en kreeg nu ook de functie van contractpension.
Bejaardenoord Van opvangtehuis en organisatie om mensen weer aan het werk te krijgen werd het huis uiteindelijk een bejaardentehuis. Met alle kosten van dien. Zo bleven de mensen langer, vaak tot hun dood in Insulinde. Ondertussen zorgden de steeds ouder wordende bewoners en het onderhoud aan de monumentale villa voor steeds meer stijgende kosten. Nog groter werd de problemen waarmee de stichting zich in 1963 mee geconfronteerd zag, de Wet op bejaardenoorden. Deze wet confronteerde de stichting met allerlei regels en eisen voor het verplegen en verzorgen van bejaarden. Er moest plotseling van alles geregeld worden om überhaupt open te mogen blijven! Deze regels zorgden er voor dat besloten werd om, de naam en het doel van de stichting te veranderen. Er kwamen immers geen verlofgangers meer, en de bewoners van Huize Insulinde bestonden alleen nog maar uit bejaarden. Ook de villa begon door ouderdom steeds grotere gebreken te vertonen. Het gebouw en de verpleegzorg voldeed niet meer aan de nieuwe eisen die gesteld werden aan bejaarden tehuizen en de kosten werden hoger dan de opbrengsten. De noodzakelijke besparingen en bezuinigingen werden ingevoerd door de directeur, waarop hij veel kritiek kreeg die tot conflicten hebben geleid. Later is hij geheel gerehabiliteerd.
Fusie met de Stichting Bejaardentehuizen Nijmegen Lekkende daken, slechte isolatie en het verouderde interieur zorgde voor steeds hoger wordende kosten, die door het krappe budget steeds moeilijker op te lossen waren. Het was duidelijk dat de stichting snel een nieuw onderkomen nodig had. Dit onderkomen was echter gezien de financiële situatie van de stichting, niet zomaar te realiseren. Gaandeweg dit proces kwam het bestuur van de stichting tot de conclusie, dat men niet beschikte over een apparaat van deskundigen die de nieuwbouw plannen zou kunnen verwezenlijken. Het werd op een pijnlijke manier duidelijk dat als de stichting wilde overleven, het bestuur en de stichting zelf op een radicale manier moesten veranderen. Niet langer konden de gepensioneerde oud-bestuurders en oud-legerofficieren uit de voormalige kolonie voldoen, aan de eisen die gesteld werden aan het besturen van een zogenoemd modern bejaardentehuis. De oplossing werd in 1969 gevonden. Besloten werd om de Stichting Bejaardentehuis Insulinde op te laten gaan in de “Stichting Bejaardentehuizen Nijmegen”. Zo kwam met deze fusie na eenenvijftig jaar een einde aan de Stichting Verblijf voor den Oud-Indisch Militair.
Wordt vervolgd
Noot van de redactie
Deze tweedelige bijdrage is een beknopte samenvatting van de scriptie Indische sporen in Nijmegen en Hees. De scriptie maakte onderdeel uit van het curriculum van de lerarenopleiding Geschiedenis aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), die in 2010 door Maikel Ehlebracht tot een goed einde werd gebracht.
Het andere artikel in deze tweedelige serie
Indische sporen in Nijmegen en Hees. De Stichting Verblijf voor den Oud-Indisch militair, Huize Insulinde. Deel 2.
Informatie op het internet
www.noviomagus.nl
Literatuur
Pieke Hooghoff, Bandoeng aan de Waal. Indische Nijmegenaren in het begin van de twintigste eeuw, 1900-1940, Nijmegen 2000. Uitgeverij Roelants.
Hierin is de geschiedenis van Indische Nijmegenaren 1900-1940 beschreven. In Nijmegen woont een behoorlijk aantal oud-Indischgasten en Indische Nederlanders of Indo-Europeanen die naar de stad aan de Waal zijn getrokken; nakomelingen van kolonialen en andere Indischgasten en ook van de repatrianten van na 1945 (koloniale militairen, ondernemers, religieuzen en onderwijzers). Verhalen van illustere Indische Nijmegenaren als schrijver Tjalie Robinson en schilder Jan Toorop komen in het boek voor.