Humphrey de la Croix
In dit tweede deel van de reeks “luchtige” zomerartikels gaat de aandacht uit naar tabak als genotsmiddel. Reizigers die Indonesië bezoeken zal het grote aantal rokers opvallen en het zijn niet alleen volwassenen die roken. Als een van de grootste tabaksproducenten sinds de negentiende eeuw zal het niet verbazen dat Indonesiërs fervente rokers zijn geworden.
Het begin van grootschalige tabaksproductie in Nederlands-Indië
De vruchtbare vulkanische bodem van de Indonesische eilanden in combinatie met veel regen is voor tabaksbouw erg geschikt. Dat dacht ook Jacob Nienhuys (1836 -1927) die met zijn zakenpartner Wilhelm Peter Jansen in 1863 de Deli Maatschappij oprichtte. Daarmee was de basis gelegd voor de Nederlandse grootschalige tabakscultuur aan Sumatra’s Oostkust, de huidige provincie Noord-Sumatra met Medan als hoofdstad. De tabaksplantages van Sumatra zouden zeer winstgevend worden en aandeelhouders, fabrikanten en planters rijk maken. In de tweede helft van de negentiende eeuw waren op Sumatra magnaten te vinden die er een weelderige, decadente levensstijl op na hielden. Niet onvermeld mag blijven dat slecht betaalde koelies uit Java, het Maleisisch schiereiland en China daarvoor tegen weinig loon en in armoedige leefomstandigheden hard hebben gewerkt.
Op Java waren in de jaren vijftig van de negentiende eeuw al tabaksplantages ontstaan. Het gebied rond Kediri en vooral Rembang waren de centra van deze plantagelandbouw. In Kediri staat nu nog een fabriek van het grote, bekende merk Gudang Garam. En natuurlijk niet te vergeten de tabakbouw in de Vorstenlanden Soerakarta en Djokjakarta.
Sigarenfabrieken in Nederlands-Indië
De voor sigaren goede tabak uit de kolonie ging voor een groot deel naar Amsterdam van waaruit verdere verhandeling volgde. In de negentiende eeuw is in Nederland een aanzienlijke sigarenindustrie ontstaan. Grootste centra waren de regio rond Valkenswaard in zuidoost Noord-Brabant, de Zaanstreek, Amsterdam en Kampen. Een aanzienlijk deel van de productie vond plaats als huisnijverheid waarmee vooral in het slappe seizoen extra inkomsten binnenkwamen. De sigaren als eindproduct werden verkocht aan de tabaksfabrikant van wie de ruwe tabak was betrokken. Een deel ervan ging naar Indië, dus waar de tabak vandaan was gekomen. Dit is een typisch voorbeeld van de kolonie als leverancier van grondstoffen en als afzetmarkt voor industriële producten uit het moederland.
Toch kende Indië zélf ook sigarenmakers. Een daarvan was een fabrikant die in Eindhoven een groot bedrijf had: de firma Mignot en De Block. Deze zou vooral bekend worden als de eigenaar van de fabriek Negresco die in Djokjakarta was gevestigd. Eigenlijk zit hier een verzuilingsverhaal in. De mede-firmant Adolphe Mignot zag kansen ook in de kolonie een succesvolle sigarenfabriek te beginnen. Aangezien hij een echte katholiek was moest zijn bedrijf het katholicisme uitstralen. Hij werd hierbij van harte geholpen door de katholieke priesters uit het bisdom Djokjakarta. Zij selecteerden voor zijn fabriek katholieke én goedkope Javaanse arbeiders. De fabriekscultuur was ook erg katholiek: het werk begon en eindigde met gebed en arbeiders kregen godsdienstlessen. De missiepaters in Djokjakarta zorgden voor deze “technische assistentie”.
De fabriek werd in 1919 geopend en in 1923 werkten er 400 mensen. Het bedrijf groeide totdat de wereldwijde crisis in 1930 daar een eind aan maakte. Een merk van de Negresco-fabriek was La Semeuse.
Uit Kedoe (ook: Kadoe) kwamen uit de fabriek van Thé Kim Hok de Pelikaansigaren. Deze werden aan de man gebracht met kleurrijke, fraaie reclames. De streek in Midden-Java waar onder ander Kedoe en Magelang liggen, stond bekend om een fijne soort tabak, geschikt voor goede sigaren.
Minder sigaren, meer sigaretten
Na de Eerste Wereldoorlog verdrong de goedkopere sigaret de sigaar van zijn overheersende positie als rookmiddel. In 1910 kostte een pakje van 25 stuks ongeveer 10 cent en rond 1920 was het een paar cent duurder geworden.
Indië kende al sigarettenfabrieken vóór die tijd maar die waren kleinschalig. Vanaf de jaren ’20 komen er grote fabrieken als gevolg van een grotere vraag naar goedkope sigaretten.
Een bekende fabrikant was MacGillavry, de gelijknamige Nederlandse tak van deze oorspronkelijk Schotse familie. Begonnen met door vrouwelijke bedienden gerolde sigaretten voor eigen gebruik, groeide het bedrijf in de jaren ’20 uit tot een groot en bekend merk dat zich eerst uitbreidde tot de lokale en regionale markt en ten slotte de wereldmarkt bediende. Telg Thonny MacGillavry liet het bedrijf uitgroeien tot een moderne fabriek geschoeid op Amerikaanse productiemethoden, dus vergaand gemechaniseerd en met een actieve marketing. Een grote vestiging stond in Ngabean bij Djati Roenggo (Ambarawa). MacGillavry kende zoals gezegd een sterke marketing en op evenementen op de Pasar Gambir in Batavia of de jaarbeurs in Bandoeng waren er opvallende stands en vanuit een vliegtuig dwarrelden folders naar beneden richting het publiek. Boven de pasar malam’s (naast die van Batavia) ook in Soerabaja en Semarang hing altijd een ballon van het sigarettenmerk. Een van de merken was Java Cigarettes. Concurrenten volgden deze marketingmethoden zodat er in heel Indië reclames te zien waren van sigaretten. Er ijkt vandaag de dag niets te zijn veranderd in Indonesië.
Op de website van de familie MacGillavry:
In het Indische blad “Luchtvaart” kwam het volgende artikel voor: “Op 2 Januari 1929 maakte de PK-AFA een grote strooivlucht voor Mac Gillavry’s sigarettenfabrieken, ook met de bedoeling de Soenanfeesten te Solo op te luisteren. Boven Meester Cornelis, Batavia, Krawang, Cheribon, Tegal, Klaten, Djocja, Magelang en Temanggoeng werden totaal 850.000 strooibiljetten uitgeworpen, waarvan 350.000 alleen boven Solo. Het uitwerpen van de strooibiljetten, welke rood en wit waren gekleurd, bleek een grote attractie en een zeer doeltreffende reclame. ” Nu is dit allemaal heel gewoon, maar in die tijd, toen men het woord reclame nog nauwelijks kende, was het buitengewoon vooruitstrevend en origineel. Thonny is een van de pioniers op reclame-gebied geweest. 2)
Een ander merk van Javaanse origine was Tiga Bal (‘Drie Ballen’) waarvan de fabriek in Koedoes op Midden-Java stond. In 1906 had de Javaan Jamhari door het mengen van fijngemaakte kruidnagel met tabak de kreteksigaret bedacht. Zoals zo vaak in de geschiedenis van uitvindingen is een ander erin geslaagd het idee te verkopen. In dit geval was het de Javaan Nitisemito die er een bloeiende industrie en handel van wist te maken. In het hedendaagse Indonesië is de kreteksigaret een dusdanig massaproduct geworden dat Indonesië van netto-exporteur een netto-importeur van kruidnagel is geworden. Wat velen voor het eerst in Indonesië opmerken is in ieder geval de geur van kreteksigaretten, gerookt door jong en oud. Nitisemito werd al gauw bekend als de ‘Radja Keretek’ of wel de ‘Koning van de kreteksigaret’. Deze ‘vorst’ is er in ieder geval in geslaagd dat Indonesiërs massaal zich tot deze rookwaar heeft begeven.
Een van de oudste sigarettenfabrieken in de twintigste eeuw was die van Antonie Justman. Hij begon zijn fabriek in 1906 in Weltevreden. Het merk sigaretten waarmee werd geadverteerd heette Pajagombo. Het presenteerde zich in krantenadvertenties met de woorden “De beste Indische sigaretten”. Veel meer is amper bekend over Pajagombo.
Een bekend sigarettenmerk in Nederlands-Indië was het Belgische Faroka. De fabriek werd op 13 juni 1931 geopend in Malang en was een van de grootste in Nederlands-Indië. Voluit heette het bedrijf Naamloose Vennootschap (NV) tot Exploitatie van Ciggarettenfabrieken Faroka. Het Belgische moederbedrijf was NV Tobacofina dat vestigingen had in Nederland, Zwitserland en Kongo. De fabriek in Malang aan de Industrieweg was 32.000 m2 groot. Enkele merken die er gemaakt werden waren Kansas, Wembley, Blue Ribbon, Richmond, Monaco, Aida, Golden, Eagle and Davros. De vestiging in Malang werd ale een van de meest geavanceerde in zijn tijd beschouwd. Opmerkelijk is dat de tabak voor een groot deel uit de VS kwam. Dagelijks produceerde Farok1 60.000 sigaretten. Tijdens de Politionele Acties in 1947 staken strijders van de Indonesische strijdkrachten TNI de fabriek in brand. Deze reactie was direct gericht tegen de Nederlandse militaire actie die als doel had de economische centra in handen te krijgen. 3)
Ten slotte een oer-Nederlands merk maar met eigen plantages in Indië: Van Nelle. Generaties rokers kopen tot op heden tabak van deze Rotterdamse fabrikant. Zal de ‘Zware van de weduwe’ misschien de meest stoere rokers trekken, Drum Shag is door miljoenen vingers gerold tot een peuk.
Van Nelle heeft altijd veel aandacht besteed aan de branding, versterking en bekend houden van de merknaam. De kleurrijke reclame van Van Nelle onthouden we u daarom niet.
Noten
1) Website: http://www.jenneken.nl/bekijk/1900TABAKSINDUSTRIE.htm
2) http://www.clanmacgillavry.nl/clanmg/tweede-tak/page/0/4
3) https://www.youtube.com/watch?v=Pj4jKXSz6S8
Internet
http://www.clanmacgillavry.nl/clanmg/ Over de Schotse clan MacGillavry die een sigarettenfabriek had in Nederlands-Indië. Onder andere Java Cigarettes.
Website voormalige fabrikant Mignot en De Block: http://www.mignot-en-de-block.nl/index.html
http://www.jenneken.nl/bekijk/1900TABAKSINDUSTRIE.htm
http://yogifajri.blogspot.nl/2011/04/legend-of-king-of-kretek.html
http://www.tabakshistorie.nl/nl/tabakshistorie/sigaretten/24/