Humphrey de la Croix
Een pandemie zoals nu Covid-19 ons treft, is een regelmatig terugkerend verschijnsel in de geschiedenis. Denk aan de massale sterfte in de Europese Middeleeuwen door de pest, de ‘ zwarte dood’. Een eeuw geleden maakte de Spaanse griep tientallen miljoenen dodelijke slachtoffers.
Nederlands-Indië kende ook verschillende grootschalige uitbraken van ziektes.
In deel 1 van deze tweedelige artikelserie heb ik epidemieën beschreven in de periode van 1700 tot 1900. Dit tweede deel behandelt de periode van 1900 tot 1950.
Deel 1 teruglezen? Klik: hier.
Inleiding
Tot het eind van de negentiende eeuw waren het vooral malaria en cholera wanneer er epidemieën uitbraken. In de loop van die eeuw is de moderne medische wetenschap ontstaan. De ontdekking van ziekteverwekkers en -dragers was een eerste inzicht en belangrijke stap vooruit in de bestrijding van ziekten. De mens slaagde er vervolgens in medicijnen te ontwikkelen. Minstens net zo belangrijk was het verbeteren van de algehele hygiëne. Rioleringen, zuiveren van drinkwater zorgden voor terugdringen van besmettelijke ziekten. Andere succesfactoren in de strijd tegen ongezondheid waren het opleiden van artsen en verzorgend personeel, en grotere toegankelijkheid van medische zorg. Iedere inwoner bereiken zou echter onmogelijk zijn. Dat zou onbetaalbaar zijn gezien de grootte van de bevolking en er zouden onvoldoende zorgverleners zijn.
De inheemse bevolking bleef aangewezen op hun kennis van geneeskundige planten. Die eeuwenlang doorgegeven kennis en bijbehorende tradities waren blijvend. Daarin speelden genezers als “specialisten” een sleutelrol. De Indo-Europeanen zochten het ook vaak in die hoek en kenden vaak ook de geneeskrachtige kruiden in hun leefomgeving. De bekende djamoes vonden gretig aftrek. Zelfs tot op de dag van vandaag.
De Ethische politiek in Nederlands-Indië: oog voor de volksgezondheid
Die inheemse medische kennis was echter niet toereikend om epidemieën te voorkomen. In Nederlands-Indië was rond 1900 het besef doorgedrongen om goed te zorgen voor de bevolking en dat gezondheidszorg breder toegankelijk moest zijn. Een gezonde bevolking was een voorwaarde voor een gezonde economie. De uitbuiting van inheemse arbeidskrachten had geleid tot grote sterfte en daardoor zou een tekort ontstaan aan goedkope arbeid. De zware druk die extra werken voor de plantages eiste, leidde er toe dat de inheemse bevolking niet genoeg voedsel voor zichzelf produceerde. De uitkomst daarvan waren hongersnood en sterfte.
Om de volksgezondheid te verbeteren was er bestuurlijk beleid nodig. Het gouvernement van Indië moest keuzen maken op welke wijze en voor wie gezondheidszorg moest worden uitgebreid. En natuurlijk tegen welke kosten? Hoeveel guldens had kolonisator Nederland daarvoor over? Het antwoord van het landsbestuur of gouvernement zou bekend gaan staan als de Ethische politiek. Deze wending in het bestuur en visie op de rol als kolonisator kwam door kritische geluiden vanuit de samenleving en journalistiek. De politici moesten wel volgen. 1)
Het gouvernement neemt initiatieven
Doctor Djawa: STOVIA en NIAS
In 1899 ontstond in Weltevreden de School tot Opleiding van Inlandse Artsen, STOVIA. Deze werd in 1913 gevolgd door de Nederlands-Indische Artsen School (NIAS) voor Javaanse studenten. Beide opleidingen brachten medici voort onder de titel Doctor Djawa.
Deze mocht basiszorg verlenen en vaccins toedienen. Na 1927 werden deze opleidingen opgeheven met de oprichting van een medische faculteit in Batavia. De afgestudeerden waren allen, Europeanen en Indonesiërs, volwaardige westers opgeleide artsen.
De toename van eerst de doctor djawa en later de artsen vanuit de nieuwe faculteit hebben de medische zorg voor bredere lagen van de bevolking uitgebreid. Kanttekening daarbij is dat door de grote bevolking van de kolonie en de grote verspreiding over de vele eilanden over het enorme gebied, gezondheidszorg op westerse basis de meeste mensen niet bereikte. De bevolking bleef grotendeels aangewezen op de kennis van de eigen traditionele genezers en genezeressen. 2)
Burgerlijk Geneeskundige Dienst/Dienst der Volksgezondheid
Het landsbestuur investeerde in gezondheidszorg door in de desa’s vaccinaties uit te voeren, leefomstandigheden te verbeteren , te zorgen voor zuiver drinkwater en het opzetten van medische posten in desa’s. Belangrijk was in 1911 de afscheiding van de Burgerlijk Geneeskundige Dienst (BGD) van de Militair Geneeskundige Dienst. De BGD heette vanaf 1920 Dienst der Volksgezondheid (DVG). De oprichting van de DVG was een breuk met de voorheen door het leger en marine georganiseerde gezondheidszorg. Die besteedde altijd de meeste zorg voor de eigen mensen. De medische zorg voor burgers kwam daarna. 3)
Een van de hoofddoelstellingen van de BGD/DVG was de bevordering van de volksgezondheid en ziektebestrijding op basis van westerse medische kennis, medicijnen en hulpmiddelen. De ontwikkeling van medicijnen vloeide voort uit deze doelstelling. De BGD/DVG hadden laboratoria waar geneesmiddelen werden ontwikkeld. In 1887 was in Weltevreden het Centraal Geneeskundig Laboratorium opgericht. Vanaf 1923 was in Bandoeng het Pasteur Instituut gevestigd, waar onder andere een vaccin tegen pokken werd ontwikkeld. Bij de bestrijding van epidemieën zag de DVG het belang in van ‘big data’ avant la lettre: het voortbrengen en verzamelen van cijfermatige gegevens. Daarmee konden ontwikkeling en prognoses van een uitbraak in beeld worden gebracht en geanalyseerd. En vervolgens passende maatregelen of aanpassingen daarin worden aangebracht. Een werkwijze die nu met het Covid-19-virus herkenbaar is voor iedereen via de dagelijkse televisiebeelden en de internetpagina van het RIVM.
Naast deze institutionele benadering verbeterde het gouvernement de irrigatie, riolering in steden en de kwaliteit van drinkwater. Het was vast komen te staan dat slecht water de verspreiding van cholera bevorderde. Binnen 10 jaar na de ontdekking van de cholera bacil in 1883 waren vaccins ontwikkeld en vanaf 1893 aan tienduizenden personen toegediend. Met succesvol resultaat. 4)
Periode 1910 – 1920: cholera en de pest op Midden- en Oost-Java
Cholera
De ontdekking van de cholerabacil in 1883 betekende pas een beginstap in het begrijpen van de ziekte. Zoals nu met het Covid-19-virus moest een vaccin worden ontwikkeld. Dat ging tijd kosten en blijvende onzekerheid over verloop en terugkeer van cholera.
De urgentie stond buiten alle twijfel. Op Java en het eiland Madoera kostte cholera in 1910 en 1911 aan respectievelijk 65.000 en 7.000 mensen het leven. Deze uitbraak staat bekend als de Zesde Cholera Pandemie.
Wanneer u op de kaart hieronder klikt komt u op de website met een overzicht van wereldwijde cholera-uitbraken in het verleden. 5)
Kaart: cholerapandemieën in het verleden.
Bron: https://www.wikiwand.com/en/Cholera_outbreaks_and_pandemics
De cholera zou zich na 1911 een tijd niet meer als een epidemie manifesteren totdat in 1961 de Zevende Pandemie vanuit Indonesië uitbrak. Die verspreidde zich vandaar uit richting het Midden-Oosten, Afrika en bereikte uiteindelijk in 1991 Zuid-Amerika. Nog in 2008 werd gemeld dat er in West-Irian 291 mensen van Danistammen stierven aan cholera.
De acties van de overheid
Het gouvernement had in 1911 de epidemie-ordonnantie uitgevaardigd, vervolgens nog een aparte pestordonnantie en quarantaine-ordonnantie. Het bestuur was bevoegd gebouwen, huizen, desa’s te ontsmetten en personen daar tot quarantaine te dwingen. Wanneer nodig konden ambtenaren panden slopen en mensen tot verhuizen bewegen. Deze vergaande maatregelen werden op grote schaal toegepast tijdens de pestepidemie van 1911 tot 1926. De vrees voor de ‘zwarte dood’ is voor westerlingen een eeuwenoud trauma gebleven. 6)
De pest-epidemie 1911-1926
De pest doet in eerste instantie denken aan de grote epidemieën in de Late Middeleeuwen en een ziekte die in de twintigste eeuw niet meer bestond. In Nederlands-Indië stierven echter in de periode van 1911 tot 1926 naar schatting 120.000 mensen aan de “zwarte dood”. Het hoogtepunt was in de jaren 1913 en 1914. Met 27.555 sterfgevallen vielen de meeste slachtoffers op Java. Het waren vooral ratten die de ziekte verspreidden. De ratten leefden heel dicht bij de mens in de holtes van de bamboe waamee huizen waren gebouwd. Ideale plekken waar ze in rust konden gedijen. Na deze ontdekking besloot het landsbestuur tot de vervanging van in totaal meer dan anderhalf miljoen huizen. De daarvoor ingestelde Dienst der Pestbestrijding startte met het op grote schaal verbeteren van woningen. Deze werden vervangen door nieuwe gebouwd van steen, cement en massief hout. Daarbij kwam de beschikbaarheid vanaf 1934 van een vaccin tegen de pest. Directeur L. Otten van het Pasteur Instituut in Bandoeng had het middel ontwikkeld en bezorgde zijn onderzoekscentrum wereldwijd de nodige faam.
Vlak vóór de Tweede Wereldoorlog waren er hooguit nog 1.500 pestgevallen op Java en in de eerste twee oorlogsjaren enkele honderden. Van een epidemie was geen sprake meer, ook al kwamen er nog ziektegevallen voor. 7)
In 1927 heeft de Dienst der Volksgezondheid de film ‘De pest op Java’ beschikbaar gesteld. U kunt deze bekijken door op de afbeelding te klikken:
Pokken
De DVG heeft ook met succes de pokken bestreden. Daarmee een bijdrage leverend aan de wereldwijde uitroeiing van deze ziekte. Eigenlijk was al rond 1850 een systematische benadering gestart met de organisatie van vaccindistricten. Moeders met jonge kinderen moesten zich melden in hun verzamelplaats waar de injecties werden toegediend. Verdergaand wetenschappelijk onderzoek zorgde voor effectieve medicijnen. Van pokken bestonden menselijke en dierlijke varianten. Van deze laatste heeft de medische wetenschap de koepokken benut als vaccin tegen de menselijke variant. De in 1891 in Weltevreden opgerichte Lands Koepok Inrichting verrichtte het onderzoek naar de bestrijding van de ziekte. Door inentingen van kalveren werd kalf- lymfe aangemaakt. Het medicijn werd vaccin genoemd en is afgeleid van variolae vaccinae (ofwel koepokken) en verwijst naar het latijnse vacca voor rund. Vandaar vaccineren als term voor het immuniseren met een vaccin.
Pokken was een zeer besmettelijke, kwaadaardige ziekte maar is door ontdekken van effectieve vaccins dusdanig bestreden dat ze min of meer is uitgeroeid vanaf eind jaren twintig. 8)
Malaria
Deze ziekte is nooit geheel verdwenen en vandaag de dag is er nog steeds kans het op te lopen in weinig toegankelijke gebieden zoals tropisch regenwoud in Sumatra en Kalimantan. Malaria veroorzaakte veel dodelijke aflopen.
Malaria was echter de belangrijkste volksziekte en kwam vrijwel overal in de Oostindische archipel voor. De DVG bestreed met succes de malariamuskiet. In 1924 werd daartoe zelfs een centraal malariabureau opgericht. Zoals het RIVM nu doet onderzocht de DVG hoe de malariamuskiet zich gedroeg, waar de insect leefde en waar eitjes werden gelegd en uitkwamen. Nederlandse tropenartsen als prof. dr. N.H. Swellengrebel, E. Rodenwaldt en hun Indonesische vakgenoten Mangokoewinoto en Raden Soesilo verwierven internationale waardering voor hun onderzoeksresutaten.
Het realiseren van goed bedachte bestrijding was niet altijd makkelijk. Rijstvelden droogleggen zou de muskiet indammen. Nadeel was dat de bevolking geen voedsel kon produceren en dure rijst van elders zou moeten kopen. Wat wel makkelijker kon was massale verbouw en verstrekking van kinine. Nederlandse telers hadden de beste soort kinabomen weten te ontwikkelen. Dit natuurlijke medicijn was wereldwijd een veelgevraagd en lucratief Indisch exportproduct. 9)
Ziekten in de Japanse interneringskampen 1942-1945
De bestrijding van epidemieën was tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog succesvol geweest. Malaria, pokken en zelfs de teruggekeerde pest waren bijna volledig teruggedrongen. De Japanse bezetting betekende een terugval in de volksgezondheid van alle bevolkingsgroepen.
Medici en verplegend personeel waren door de dienstplicht militair geworden en in krijgsgevangenschap gegaan. De voortzetting van onderzoek in de medische laboratoria van het Pasteur Instituut waren onderbroken. Het Europees personeel zat in kampen of zat werkloos thuis.
De Europese bevolking en een deel van de Indo-Europeanen werden bijeengebracht in internerings- en krijgsgevangenkampen. De oncomfortabele leefomstandigheden in deze volle locaties, de vele zieken, slechte hygiëne en groter wordende fysieke kwetsbaarheid waren gunstig voor de uitbraak van in de vooroorlogse periode succesvol bestreden ziekten. Naarmate de hygiëne hard achteruit ging door gebrek aan schoon water, zeep, medicijnen, overbelaste latrines en de toename van ongedierte nam de kans op massale verspreiding van ziektes toe. Diarree, dysenterie en cholera worden door voormalige geïnterneerden altijd genoemd wanneer ze de situatie in de dichtbevolkte kampen beschrijven.
Naast de gebrekkige omstandigheden en dicht op elkaar zitten in de kampen, verspreidden ziekten zich ook nog eens door de vele overplaatsingen naar andere kamplocaties verspreid over het eiland of over de gehele archipel. 10)
Was er sprake van heuse epidemieën? In absolute zin afgezet tegen de totale bevolking van de kolonie niet. Relatief gezien wél: de geïnterneerden vormden een geconcentreerde groep binnen een kamp. Binnen dat verband was er bij een groot aantal zelfde ziekteverschijnselen feitelijk sprake van een epidemie. De besmetting in de compacte ruimte die het kamp was, verspreidde zich snel. De omstandigheden in het kamp verslechterden naarmate de Japanners voedselrantsoenen sterk verminderden, medicijnen en verzorgingsmiddelen zoals verband, pleisters, opraakten. De sanitaire voorzieningen waren zeer basaal: open, overvolle latrines dicht bij elkaar, zuiver water werd schaarser.
Deze kenmerken waren van toepassing op zowel krijgsgevangen- als burgerinterneringskampen. Met de toevoeging dat krijgsgevangenen als eerloze verliezers werden behandeld. De aanleg van de Birma-Siam en Pakan Baroe spoorlijnen kostte ruim 8.200 Nederlandse krijgsgevangenen het leven. Het aantal overledenen in de burgerkampen was naar schatting 13.000. Aangetekend hierbij dat niet exact was vast te stellen wanneer er sprake was van een natuurlijke dood of als gevolg van een ziekte. 11)
Mazelen op de Nieuw-Amsterdam (1945)
Op 8 december 1945 vertrekt het voormalige geallieerde troepentransportschip s.s. Nieuw Amsterdam naar Nederland met 3.840 overlevenden van de Japanse interneringskampen. Het aantal kinderen bedraagt ongeveer 1.200. De meesten van deze repatrianten zijn erg verzwakt door verblijf in de kampen. Toen de mazelen tijdens de reis uitbrak waren de kinderen amper daartegen bestand. Naar schatting zijn er onderweg tussen 50 en 150 van hen overleden aan de ziekte. De erg zwakke conditie door ondervoeding in de kampen, de uitgebroken mazelen en de winterkou bij aankomst in Nederland waren een fatale combinatie. Pijnlijk is dat door gebrek aan koelruimtes een aantal stoffelijke overschotten in zee werd gebracht. De reis zou na overstappen in Engeland op twee andere schepen nog een lelijke verrassing brengen. De ruimten in de twee schepen vanuit Southampton waarin de passagiers waren ondergebracht waren onverwarmd. Ze kwamen totaal verkleumd, mogelijk onderkoeld aan in een ijskoud Amsterdam. 12)
De geschiedenis van epidemieën in voormalig Nederlands-Indië eindigt wrang met deze mazelenepidemie. De oorlog was maar net beëindigd. Voor de betreffende ouders en kinderen waren het vooruitzicht in Nederland op te knappen en een gelukkig leven snel een illusie geworden.
Kwalijk is de houding van de Nederlandse autoriteiten die deze epidemie hebben verzwegen. De autoriteiten die over de repatriëringen gingen, hebben de sterfgevallen niet gerapporteerd zodat er niets over bekend werd. Pas in 2017 kreeg de epidemie publiciteit. De getroffen en vergeten kinderen konden eindelijk worden herdacht. 13)
Noten
1. Van den Doel (1996), pp. 153-166.
2. https://link.springer.com/article/10.1007/BF03081758
3. https://www.ntvg.nl/artikelen/de-dienst-der-volksgezondheid-nederlandsch-indië-een-terugblik/volledig
4. http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn5/tillema
5. https://www.wikiwand.com/en/Cholera_outbreaks_and_pandemics
en: https://isgeschiedenis.nl/nieuws/cholera-door-de-eeuwen-heen
en: https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?coll=ddd&identifier=ddd:010136129:mpeg21:p002
6. https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&identifier=MMUBL07:000001492:00027
en: https://www.ntvg.nl/artikelen/de-dienst-der-volksgezondheid-nederlandsch-indië-een-terugblik/volledig
7. Idem en N.H. Swellengrebel, Het vraagstuk der pestbestrijding in Nederlandsch-Indië; in: De Gids, jaargang 78, 1914, pp. 533-547.
8. https://www.ntvg.nl/artikelen/de-dienst-der-volksgezondheid-nederlandsch-indië-een-terugblik/volledig
9. Idem.
10. http://japanseburgerkampen.org/vjb/files/9a/16245_de_haas_posthuma.pdf
11. Idem.
12. https://isgeschiedenis.nl/nieuws/mazelen-breken-uit-op-de-nieuw-amsterdam en https://anderetijden.nl/programma/1/Andere-Tijden/aflevering/81/Mazelen-op-de-Nieuw-Amsterdam
13. Idem.
Informatie op internet
Cholera door de eeuwen heen. Artikel op de website IsGeschiedenis
J. H. de Haas en J. Hermana Posthuma, Nederlandsche kinderen in Japanse interneringskampen op Java; in: N.T.V.G. 26 oktober 1946, pp. 1530-1540.
http://japanseburgerkampen.org/vjb/files/9a/16245_de_haas_posthuma.pdf
De Haan, Vaccinatie tegen cholera in Indië; in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 21-1-1896, p. 356.
H.W.M. Hüsken-Nillissen en D. de Moulin, De Dienst der Volksgezondheid in Nederlandsch-Indië; een terugblik. In: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 30-12-1986. URL: https://www.ntvg.nl/artikelen/de-dienst-der-volksgezondheid-nederlandsch-indië-een-terugblik/volledig
Andere tijden, geschiedenisprogramma 29 september 2013. Mazelen op de Nieuw-Amsterdam: https://www.anderetijden.nl/aflevering/81/Mazelen-op-de-Nieuw-Amsterdam
Biografie H.F. Tillema, ondernemer en filantroop. Pleitte voor gezond drinkwater, rioleringen hygiënische maatregelen ter bestrijding van ziektes: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn5/tillema
N.H. Swellengrebel, Het vraagstuk der pestbestrijding in Nederlandsch-Indië; in: De Gids, jaargang 78, 1914, pp. 533-547.
Het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië van 23 september 1911 over choleragevallen in Oost-Java: https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?coll=ddd&identifier=ddd:010136129:mpeg21:p002
R.P. Zwierstra, Van vaccinateur tot academisch opgeleid arts. Over de geschiedenis van het medisch onderwijs in Nederlands-Indië; in: Tijdschrift voor medisch onderwijs 18 (2009), pp. 81-89.
Literatuur
Leo van Bergen, Van koloniale geneeskunde tot internationale gezondheidszorg. Een geschiedenis van honderd jaar Nederlandse Vereniging van Tropische Geneeskunde, Amsterdam 2007. Uitgever: KIT Publishers.
Roel Coutinho, Epidemieën en pandemieën, Amsterdam 2020.
H.W. van den Doel, Het rijk van Insulinde. Opkomst en ondergang van een Nederlandse kolonie, Amsterdam: Prometheus, 1996.