Josine Engels
Over de schrijfster
Josine Engels is afgestudeerd in de sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Haar specialisaties waren Verzorging & Beleid en Cultuursociologie. In juni 2009 heeft ze haar onderzoek ‘Twee culturen aan de binnenkant’, Een onderzoek naar sociale en culturele bindingen bij Indische senioren en de wenselijkheid van categoriale ouderenvoorzieningen, afgerond. Voor vragen, opmerkingen of het bestellen van de gedrukte versie van haar scriptie: www.linkedin.com/in/josineengels of josineengels@hotmail.com
Klik hier voor de volledige versie van de scriptie ‘Twee culturen aan de binnenkant’ (pdf-bestand)
Inleiding
Tussen 1945 en 1968 kwamen er naar schatting 300 duizend mensen uit Nederlands-Indië naar Nederland. Ze hadden daar de oorlog meegemaakt onder Japanse bezetting en direct daarna brak de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd los, de Bersiapperiode. Deze mensen moesten vluchten voor het geweld of er werd ze op een andere manier heel duidelijk gemaakt dat ze niet meer welkom waren. Ze hadden namelijk de Nederlandse nationaliteit en dat maakte ze tot vijand. Eerst voor de Japanners, daarna voor de Indonesische vrijheidsstrijders. Het overgrote deel van deze Indische Nederlanders was in Indië geboren en getogen. Sommigen hadden gemengde voorouders, anderen enkel Europese. En allen moesten ‘repatriëren’ naar een ver vaderland waar de meesten nog nooit waren geweest. Berooid en ontheemd kwamen ze hier aan, in een land in wederopbouw. Het was veelal geen warm welkom. Sommigen konden bij familie terecht, maar de meesten werden opgevangen in barakken of contractpensions. Daar golden tal van regels zodat ze zo snel mogelijk zouden assimileren, op zouden gaan in de Nederlandse samenleving. Ze moesten wennen aan een nieuw land, een ander klimaat, andere gewoonten, ander eten, andere mensen. De onwetendheid en het onbegrip in de ontvangende samenleving waren erg groot. We zijn nu ruim vijftig jaar verder. De eerste en tweede generatie hebben hier een nieuw leven opgebouwd en ondertussen is er ook een derde en vierde generatie. Lange tijd is er weinig aandacht geweest voor de Indische Nederlanders, voor hun ervaringen, voor hun cultuur. Vanaf de jaren tachtig is dit aan het veranderen. Sinds de aandacht voor migranten in Nederland toeneemt, worden de Indische Nederlanders vaak aangehaald als voorbeeld van perfecte, geruisloze migratie. Maar was dit wel zo? Hoe ziet deze groep dit zelf?
Aanleiding
Veel mensen gaan als ze ouder worden meer bezig met vroeger; herinneringen en beelden komen terug. De herinneringen van de eerste generatie Indische Nederlanders, in ieder geval die uit hun kindertijd, liggen niet in Nederland. Die spelen zich af in een ver land dat als zodanig niet meer bestaat. Hoe ervaren zij dit? Hebben zij meer dan voorheen behoefte aan contact met anderen van dezelfde herkomst? Wat is voor hen bijvoorbeeld de betekenis van de Indische evenementen en bijeenkomsten die verschillende organisaties en stichtingen organiseren? Deze blijken veel bezoekers van de eerste en tweede generatie te trekken. Er zijn op een aantal plekken in het land voorzieningen specifiek voor deze ouderen. Wat betekent dit voor deze groep? Leidt hun achtergrond van oorlog, migratie en ontheemding bij het vorderen van de leeftijd tot specifieke problematiek en behoeftes? Zijn de bestaande zorg- en woonvoorzieningen voor deze senioren toereikend?
Deze vragen vormden de aanleiding voor mijn onderzoek en hebben geleid tot de volgende probleemstelling: 1. Wat betekent het Indisch zijn voor Indische Nederlanders en hoe geven ze hier vorm aan? In hoeverre leidt dit tot specifieke zorgwensen en -behoeftes naarmate zij ouder worden? 2. Van deze probleemstelling zijn drie onderzoeksvragen afgeleid, die bepalend zijn voor de richting van dit onderzoek: a) Wat is voor Indische senioren de betekenis van herinneringen in hun huidige leven? b) Waarop zijn sociale bindingen bij Indische senioren gebaseerd en hoe sterk zijn deze? c) Wat is het belang van doelgroepspecifieke voorzieningen voor deze groep en wat zijn hun wensen?
Cultuur en etniciteit
Dé Indische gemeenschap bestaat niet, net zo min als dé Indische Nederlander of dé Indische cultuur. Het is geen homogene groep, dat is het ook nooit geweest. Er zijn erg veel verschillen in afkomst, achtergrond, milieu, uiterlijk, gewoonten en cultuur. De samenleving in Nederlands-Indië was zeer hiërarchisch, met hele strikte scheidslijnen. Het grootste deel van de groep die naar Nederland is gekomen, heeft daar tot een zogenaamde middengroep gehoord, ze probeerden in Indië altijd zo min mogelijk ‘Indonesisch’ te zijn en keken op tegen de blanke toplaag. Dit gevoel was wel ambivalent; enerzijds keken ze tegen deze Nederlandse bestuurslaag op, anderzijds verafschuwden ze aspecten van hun gedrag, normen en waarden. Maar ze waren in een aantal aspecten wel van ze afhankelijk. Bij deze zeer gemengde ‘tussenlaag’, verschilde de positie van heel dichtbij de witte toplaag tot heel dichtbij de Indonesiërs. Het overgrote deel van hen, had Nederlands onderwijs genoten (tot het verboden werd), sprak perfect Nederlands en was redelijk tot hoog opgeleid. De Indische groep is dan ook niet te beschouwen als etnische groep, die op basis van afkomst, gedeelde cultuur of gemeenschappelijke geschiedenis aan elkaar verbonden is. Er zijn binnen de groep ook veel overeenkomsten en die lijken sinds de komst naar Nederland belangrijker te zijn geworden dan de vele verschillen.
De cultuur is altijd een mengcultuur geweest, met aspecten en invloeden uit allerlei andere culturen. Een aantal gewoonten, voorkeuren, normen en waarden, worden wel benoemd als ‘typisch Indisch’ maar er wordt hierover ook wel gezegd dat het vaak niet helemaal duidelijk is of iets nou typisch Indisch is of gewoon iets van hun gezin of de familie. Het wordt wel op verschillende manieren vormgegeven en ingevuld. Bij bijna alle mensen die werden geïnterviewd, is het Indische een deel van hun identiteit; iets dat ze niet kunnen en willen verloochenen. Voor sommigen komt dat voornamelijk terug in het delen van herinneringen. Velen verbinden ook begrippen aan ‘het Indische’ als warmte, gastvrijheid, geborgenheid, respect, flexibiliteit, familiebanden, omgangsvormen, gezelligheid, muziek en lekker eten.
Hoofdredacteur Marjolein van Asdonck, Moesson:
“De Indische cultuur is nog heel belangrijk in het leven van mensen, het komt nog bij alle generaties terug en er wordt sterk op terug gegrepen. Dit zie je terug in het belang dat gehecht wordt aan bijvoorbeeld respect, gastvrijheid, familieband, eten en muziek. Ook zie je dat het opzoeken van elkaar nog als prettig en belangrijk wordt ervaren aangezien er door het hele land erg veel georganiseerd wordt op het gebied van sport, samen eten, muziek en dans of gewoon gezellig samenkomen.”
Meerderen vonden het moeilijk te omschrijven; ‘het is een soort gevoel dat je bij elkaar meteen herkent, een bepaalde sfeer als je onder elkaar bent’. Sommigen voelen het als ballast, willen er niets meer van weten. Maar voor de meesten voelt het, in deze tijd tenminste, als een plus, als iets extra’s.
Groepsvorming en de kracht van bindingen
Bindingen komen tot stand in sociale processen en zorgen voor groepsvorming. Deze bindingen kunnen op verschillende aspecten gebaseerd zijn. Bij de Indische Nederlanders zijn gedeelde herinneringen en een gedeeld verleden een belangrijke basis. Voor veel oudere Indische Nederlanders is het ophalen van herinneringen een van de belangrijkste redenen die ze noemen, voor hun behoefte aan contact met andere Indischen. Dit zijn zowel de mooie herinneringen aan hun jeugd voor de oorlog, als de nare en traumatische herinneringen aan de Japanse tijd, de Bersiap, het gedwongen vertrek en de zeer moeilijke start in Nederland. Ze vinden bij elkaar erkenning, herkenning en geborgenheid.
Dhr. S: ”Je hebt nagenoeg hetzelfde meegemaakt. Je kunt herinneringen delen.” Een andere basis wordt gevormd door cultuuraspecten; veel mensen noemen gezelligheid, gastvrijheid, eten, muziek en bepaalde omgangsvormen. Dhr. S: “Bij Indischen komt altijd aan de orde: eten, recepten uitwisselen, muziek en dansen. Dan pas is een avond compleet, dan is de avond geslaagd.” De groep geeft erkenning, herkenning, geborgenheid en biedt vriendschap, warmte en gezelligheid. Door het vormen van zo’n groep worden er tegelijkertijd grenzen getrokken ten opzichte van de buitenwereld. De bindingen die mensen voelen met andere Indische mensen is voor het grootste deel van de onderzochte groep sterk. Mw. M: ”Het trekt toch, je begrijpt elkaar en kan samen over van alles praten.” Velen benoemen ook dat het voor hun makkelijker is om contact te maken met andere Indischen, ze maken makkelijker een praatje, hebben vaak aan een half woord genoeg en voelen zich meer op hun gemak. De onwetendheid en het onbegrip in de buitenwereld hebben ertoe geleid dat ze zich meer naar binnen keerden. Er was geen ruimte voor hun verhaal dus trokken ze zich terug. Dhr. M: “Voor ons was het hier een wonderlijke toestand. Een ongastvrije stupide club hier. Het interesseerde ze geen bal wat onze ervaringen waren, wat wij hadden meegemaakt. We werden meester in onszelf afsluiten.” De onderlinge bindingen zijn versterkt doordat ze bij elkaar wel erkenning en herkenning vinden. De houding naar de buitenwereld is ondanks dat niet vijandig. Wel is er nog veel verdriet, veel wrok en woede die vooral is gericht op de Nederlandse overheid.
Identiteit en sociale interactie
Berooid en ontheemd kwamen ze hier aan, uit een zeer traumatische, gewelddadige en chaotische periode in Nederlands-Indië. De mensen die niet bij familie of kennissen terecht konden, de meerderheid, werden verspreid over het hele land en opgevangen in bijvoorbeeld oude kazernes, kloosters, barakken in voormalig concentratiekampen en contractpensions. De assimilatiepolitiek ging van start, mensen moesten zich zo snel mogelijk volledig aanpassen aan de op dat moment heersende Nederlandse normen, waarden en gewoonten. Om dit te bevorderen worden ze op van alles gecontroleerd en aan regels onderworpen. Zij hadden in Indië de Nederlandse nationaliteit gehad, nu werden ze ineens gezien als anders. Ze kregen constant het gevoel vooral maar dankbaar te moeten zijn.
MwXx: “We kregen altijd het gevoel en ook te horen dat we zo dankbaar moesten zijn dat we hier mochten komen en konden blijven. Maar we waren gewoon Nederlands staatsburger, we hadden allemaal de Nederlandse nationaliteit. Er werd heel vaak vergeten dat wij de taal goed spraken, grotendeels een Nederlandse opvoeding hadden gehad, veelal goed opgeleid waren en gedeeltelijk de Nederlandse cultuur hadden meegekregen. Ook de overheid maakte deze misvatting.” In sociale interacties wordt een identiteit of een ‘zelf’ gevormd. Voor hun komst naar Nederland zagen de Indische Nederlanders zichzelf gewoon als Nederlands. De reacties die zij na hun aankomst in Nederland kregen, hebben bijgedragen aan het gevoel dat zij toch anders waren.
Dhr. S: “(…) ik kreeg wel vaak van die stomme vragen: hoe kan het dat je zo goed Nederlands spreekt en wat eten jullie? Ik weet nog heel goed dat ik ze één keer heel erg aan het lachen heb gemaakt, want dat is me altijd bijgebleven, ze vroegen toen ook wat wij dan aten en toen zei ik: nou rijst. O rijst, met boter en suiker vroegen ze. Nee met een kippenkluif. Een kippenkluif, ze vielen van hun stoel van het lachen. Hij eet rijst met een kippenkluif! ‘Je hebt hier allemaal stenen huizen hé, dat zijn jullie ook niet gewend’, dat is ook zoiets. Achteraf komisch, achteraf.” Het gevoel een buitenstaander te zijn, anders te zijn, werd voortdurend bevestigd. Deze reacties en de eisen van snelle aanpassing heeft tot gevolg gehad dat veel Indischen eigenlijk in twee werelden gingen leven. Naar de buitenwereld toe, in contact met bijvoorbeeld ambtenaren en werkgevers, zo Nederlands en aangepast als ze maar konden. Maar met name tijdens de grote familiesamenkomsten, die toen nog met grote regelmaat plaatsvonden, de vertrouwde binnenwereld, was er plek voor hun Indische identiteit, waarden en gebruiken. Onder elkaar voelden ze zich veilig en konden ze zichzelf zijn. Veel voelden zich onder elkaar toch het meest thuis.
Mw. Wallenburg (Raffy Zorg, Breda): “Veel ouderen hebben zich na hun komst naar Nederland heel snel moeten aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Dit was moeilijk voor ze want er waren veel verschillen. Naar buiten toe deden ze dit ook, leken ze heel erg aangepast. Maar op het moment dat hun deur dicht was, in hun huiselijke omgeving, of als ze onder elkaar waren, konden ze zichzelf zijn. Er was dus altijd een scherpe scheidslijn tussen de binnen- en de buitenwereld. Voor de buitenwereld: volledig aangepast aan de Hollandse cultuur van die tijd, maar de binnenwereld was en bleef Indisch. En dit was een heel andere wereld.” Uit mijn eigen onderzoek en bijvoorbeeld dat van De Vries (2009), blijkt dit voor meerdere Indischen van de tweede en derde generatie nog steeds zo te zijn. Toch bleef deze Indische identiteit, voornamelijk bij de eerste generatie, een heel dubbel gevoel, want dit was ook juist waardoor ze zoveel mee hadden gemaakt. Doordat hier ook zo veel traumatische herinneringen aan kleefden, hebben ook veel mensen van de eerste generatie het Indische lang ontkend en geprobeerd hun kinderen zo Nederlands mogelijk op te voeden en juist zo min mogelijk Indisch mee te geven. Deze ambivalentie is heel voelbaar geweest voor de tweede generatie. Er is lange tijd heel weinig aandacht geweest voor Indische Nederlanders, hun verleden en hun worsteling. Vanaf de komst van andere groepen migranten is hier langzaamaan verandering in gekomen. Ook de emancipatiebewegingen van verschillende groepen in de jaren ’80 hebben bijgedragen aan wat meer aandacht en kennis. Er is toen ook een groep van de tweede generatie Indischen opgestaan om publiekelijk meer aandacht, rechten en genoegdoening op te eisen.
Door vele Indischen van de eerste generatie werd dit eigenlijk afgekeurd omdat het voor jezelf en je rechten opkomen en zo aanwezig zijn, iets was wat ‘je niet deed’. Het paste niet bij de bescheiden en onzichtbare houding die zij zichzelf en hun kinderen altijd hadden aangeleerd. Het is voor velen van de tweede generatie dan ook een worsteling geweest om hun Indische identiteit al dan niet een plek te geven en om te besluiten wat ze hiervan willen vasthouden en wat ze mee willen geven aan hun eigen kinderen (De Vries, 2009).
Wordt vervolgd
De andere artikels in deze driedelige reeks.
De bindende kracht van herinneringen. Deel 2
De bindende kracht van herinneringen. Deel 3
Bronnen en literatuur
Bourdieu, P. (1984) Distinction, A social critique of the judgement of taste. Routledge, Londen.
Captain, E., M. Hellevoort en M. Van der Klein (2000) Vertrouwd en vreemd. Ontmoetingen tussen Nederland, Indië en Indonesië. Uitgeverij Verloren, Hilversum. Drongelen, van C., I. Kalmijn, M. Verschoor, M. Van Hensbergen en P.P. Lamslag (red.) (1991) Hé, haal die oorlog van mijn schouders. Een verhalenbundel. Uitgeverij KJBB 41/49, Amsterdam.
Ducelle, L. (1994) Repatriëring: de winst en het grote verlies. In: Willems, W. en L. Lucassen (red.) Het onbekende vaderland. De repatriëring van Indische Nederlanders (1946-1964). SDU, Den Haag.
Feirabend, J., A. Meyer, R. Wolff en R. Penninx (1998) ‘Het lijkt wel alsof ze geen wensen hebben..’ Oudere Indische Nederlanders en zorg, een verkennend onderzoek. Imes, Amsterdam en Stichting Pelita, Den Haag. WalburgDruk, Zutphen.
Godeschalk, M. (1990) Het assimilatie-beleid voor Indische Nederlanders: De overheid en het maatschappelijk werk gedurende de eerste jaren van de repatriëring. In: Jambatan, tijdschrift voor de geschiedenis van Indonesië. Jrg. 8, nr. 1, pp 39-47. Leeuwen , L. van (2008) Ons Indisch erfgoed, zestig jaar strijd om cultuur en identiteit. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam.
Melger, R., F. Brandenburg van den Grond, I. Dümpel en F. Melger (2008) Vijftig jaar in het land van aankomst. Een onderzoek naar het integratieproces van tweede generatie Indische Nederlanders.
R. Melger, Amsterdam. Molemans G. (2004) Met vlag en rimpel, erfgenamen van Indië. Voor Teleac. Kosmos-Z&K Uitgevers, Utrecht/Antwerpen.
Rose Shield, R. & S.M. Aronson (2003) Aging in today’s world. Conversations between an Anthropologist and a Physician. Berghahn Books, New York/Oxford.
Vriezen J. A. (1993) Rijst of aardappelen, Indische en autochtone ouderen in Nederland. Academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam.
Vries, M. de (2009) ‘Indisch is een gevoel’ De tweede en derde generaties Indische Nederlanders. Amsterdam University Press.
Vrom-raad. (2005) Oude bomen? Oude bomen moet je niet verplanten. Advies over ouderenbeleid en wonen. Advies 046. Opmeer Drukkerij BV, Den Haag.