Repatriëring | Spijtoptanten herinnerd

Humphrey de la Croix

Tekening ‘Vergeten’ van Eppo Doeve over het gevoel bij spijtoptanten dat hun vaderland Nederland hen was vergeten en in de steek liet

De Nijmeegse Stichting Platform Indische Organisaties Nijmegen en omgeving (PION) verzorgt sinds 2006 jaarlijks op 14 augustus de herdenking van slachtoffers van de oorlog in Nederlands-Indië en in andere regio’s in het Verre Oosten.
De herdenking krijgt ieder jaar een ander belangrijk thema mee uit de Indische geschiedenis. Dit jaar 2017 is het thema ‘spijtoptanten en achterblijvers’. Om nog eens helder te krijgen voor met name jongere generaties wie dat nu waren, ga ik in dit artikel in het kort de geschiedenis na van deze bijzondere groep binnen de Indische gemeenschap.

Over de andere groep, de achterblijvers, heeft IndischHistorisch.nl eerder enkele artikels gepubliceerd. We hebben daartoe Indischen in Surabaya bezocht en geïnterviewd. Zie voor deze artikels de verwijzingen aan het eind van deze publicatie. Een derde bijzondere groep is die van de verstekelingen. Onder hen onder anderen Indische Nederlanders die hun Nederlandse staatsburgerschap niet konden aantonen omdat hun papieren kwijt waren of om andere redenen niet beschikbaar. Aan deze personen die als verstekeling de Nederlandse autoriteiten voor een voldongen feit van aanwezigheid wilden stellen, hebben we in voorgaande jaren ook een reeks publicaties besteed. Deze vermelden we ook aan het eind van dit artikel.

Regeling van de nationaliteitskwestie na de soevereiniteitsoverdracht
Een belangrijk onderdeel van de onderhandelingen over de soevereiniteitsoverdracht was de kwestie van de nationaliteit en het staatsburgerschap. Want na de overdracht bleef er een grote groep Nederlanders, van wie de meesten Indische Nederlandse ingezetenen van Indonesië. In de Overeenkomst Toescheiding Staatsburgers van 21 december 1949 hebben de twee landen afspraken gemaakt over de kwestie van nationaliteit en staatsburgerschap. 1)
Het idee achter de toescheidingsovereenkomst is, dat de nationaliteit werd toegekend aan personen die met het desbetreffende land het nauwst verbonden zijn en dat aan bepaalde groepen een optierecht werd verleend op de nationaliteit van het andere land. Artikel 3 van de Toescheidingsovereenkomst met Indonesië bepaalde dat meerderjarige Nederlanders de Nederlandse nationaliteit behouden, maar dat zij bevoegd zijn, indien zij in Indonesië zijn geboren of aldaar tenminste zes maanden wonen, te verklaren dat zij de Indonesische nationaliteit verkiezen. Artikel 5 bepaalt dat de onmiddellijk voor de soevereiniteitsoverdracht meerderjarige uitheemse Nederlandse onderdanen – niet – Nederlanders, die in Indonesië zijn geboren of daar wonen, de Indonesische nationaliteit verkrijgen, maar bevoegd zijn deze te verwerpen. Als zij geen andere nationaliteit dan de Nederlandse hadden, herkregen zij deze vervolgens. 2)

1892. Publicatie in het Staatsblad van 12 december 1892 dat de Wet op het Nederlanderschap en ingezetenschap in werking is getreden. In deze wet is bepaald welke nationaliteitsregels voor de ingezetenen van het gehele koninkrijk gingen gelden. Deze wet is later mede bepalend geweest voor het staatsburgerschap en nationaliteit van Indische Nederlanders na de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië.

Belang van de nationaliteitenkwestie voor Indische Nederlanders
Dat personen die uit een relatie tussen een meestal Nederlandse man en een inheemse vrouw geboren waren, de Nederlandse nationaliteit konden krijgen, is een niet te onderschatten kwestie. Deze nationaliteitenkwestie is in de negentiende eeuw voor het gehele koninkrijk uitgewerkt in de Wet op het Nederlanderschap van 1892.
De strekking van de wet:
“Met deze wet werd het Nederlanderschap primair verkregen door afstamming. Voortaan kregen alleen kinderen van Nederlandse vaders (en natuurlijke kinderen van Nederlandse moeders) de Nederlandse nationaliteit. Wie ná juli 1893 werd geboren, kreeg de nationaliteit van de vader. Dat betekent dat verschillende generaties nakomelingen van immigranten alleen Nederlander konden worden door naturalisatie. Er werd een uitzondering gemaakt voor kleinkinderen van immigranten die anders statenloos zouden zijn. Zij kregen de Nederlandse nationaliteit. Vanaf 1953 kreeg de ‘derde generatie’ weer automatisch de Nederlandse nationaliteit. De inheemse bevolking van Nederlands-Indië werd uitgesloten van het Nederlanderschap. De koloniale bevolking van Suriname en Curaçao bleef na 1892 Nederlander.” 3)

Door deze wet was de status van kinderen geboren uit een relatie tussen een Europeaan en een inheemse ingezetene, én die door de vader waren erkend, duidelijk gemaakt. Deze kinderen en hun nakomelingen zijn dan ook Nederlander.
De wet was eigenlijk een herziening op de bestaande regelgeving die bepaalde dat alle in het koninkrijk geboren ingezetenen als Nederlander werden aangemerkt. Dat betekende voor Indië dat de inheemse bevolking met 98% Nederlandse staatsburger was. Gelet op de rechten die in de Grondwet van 1848 stonden, zou de inheemse bevolking aanspraak kunnen maken op dezelfde rechten als ieder andere Nederlandse staatsburger. Dat ging de regering ver, te ver en gezien het in de negentiende eeuw levende superioriteitsgevoel van de koloniale, Westerse overheerser over de inheemse bevolking is de wet van 1892 de uitkomst daarvan. De groep Nederlanders werd aldus beperkt tot minder dan pakweg destijds ruim 200.000 personen, van wie Indo-Europeanen (toen courante benaming van Indischen) de meerderheid vormden.

Japanse bezetting en de dekolonisatiestrijd 1945-1950: chaos en verlies
Oorlog betekent chaos, vernietiging en verdwijning. De lange oorlogsperiode in Nederlands-Indië duurde van pakweg 1941 tot 1950. Gezinnen vielen uit elkaar toen mannen opgeroepen werden voor militaire dienst en vaak op verschillende plaatsen in de archipel terechtkwamen. De achterblijvende familieleden verhuisden vaak naar familie of gingen in elkaar’s buurt wonen voor meer veiligheid. na de capitulatie in maart 1942 waren militairen krijgsgevangenen geworden. Een groot deel van de Europese bevolking kwam in interneringskampen terecht. Tijdens en na de bezettingstijd zouden veel mensen nog steeds geen vaste verblijfplaats hebben en noodgedwongen zich moeten verplaatsen. Achtergebleven huizen waren geplunderd of vernietigd. De Indo-Europeanen buiten de kampen hadden te maken met wanorde, onzekerheid en waren niet altijd veilig in eigen huis of omgeving.
In die constellatie van bijna een decennium is veel bezit kwijtgeraakt evenals officiële documenten. Mensen raakten het kwijt, wisten niet of ze dat thuis hadden, door brand en vernielingen raakte bezit zoek. Deze verliezen zouden voor veel mensen met de Nederlandse nationaliteit en in het bijzonder Indo-Europeanen verstrekkende gevolgen hebben. We bedoelen dan de bewijslast die de Nederlandse regering bij de individuele personen legde om hun Nederlandse nationaliteit aan te tonen.

Indische Nederlanders trouw aan Nederland gebleven
De Japanners hebben getracht de Indische Nederlanders aan hun kant te krijgen door hen lange tijd niet te nadrukkelijk over te halen zich als Aziaat te zien en dat ze dezelfde belangen hadden als de inheemse bevolking. Daarvoor had de bezetter het Kantor Oeroesan Peranakan (KOP) opgericht. Indische Nederlanders bleven echter Nederland trouw, waarna de bezetter eind 1944 veelal jonge Indische jongens via verplichte para-militaire oefeningen en gedwongen arbeid ging disciplineren.
Ondanks de trouw aan Nederland in die moeilijke tijd, moet de Japanse indeling  op basis van mate van gemengde afkomst menig Indische Nederlander tot nadenken hebben gestemd of als confronterend hebben ervaren. Wie waren ze nu in etnisch opzicht en uit welke etnische groep waren ze voortgekomen en aan wie was je loyaal? Die vragen werden weer actueel toen ze ervoor konden kiezen van welk land ze staatsburger wilden zijn. Uiteindelijk sloeg de schaal uit ten voordele van het Nederlanderschap maar wel behorend tot het grondgebied van voormalig Nederlands-Indië. Een minderheid koos voor de Indonesische nationaliteit. De massale uittocht uit Indonesië in de jaren vijftig was de bevestiging dat de Nederlandse identiteit doorslaggevend was. Ook al zijn velen gerepatrieerd omdat wonen in het land van geboorte geen reële optie meer was door de anti-Nederlandse stemming en maatregelen. 4) 

Opteren voor de Nederlandse of Indonesische nationaliteit (‘warga negara’)
Met de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 was Indonesië volkenrechtelijk een onafhankelijke staat geworden. In de onderhandelingen had Nederland kunnen afdwingen dat ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit volledig en volwaardige inwoners van de jonge republiek zouden blijven. Indonesië zou borg staan voor hun veiligheid en maatschappelijke posities respecteren. Ook bood Indonesië de ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit aan om staatsburger te worden. Dat wil zeggen ‘warga negara’ (letterlijk: de kleur van het land’) te worden. Een bepaling bij de soevereiniteitsoverdracht was dat wie op dat moment 18 jaar oud was, in Indonesië geboren en minimaal een half jaar in het land woonde, twee jaar tijd had om tussen de twee nationaliteiten te kiezen.
In de onderhandelingen van de Ronde Tafel Conferentie (23 augustus tot  2 november 1949 in Den Haag) had Nederland bedongen dat degenen die op het moment van de soevereiniteitsoverdracht Nederlander waren, niet automatisch als Indonesische staatburgers (warga Negara) zouden worden verklaard. Anders gezegd diende de keuze daarvoor als actief opteren moeten worden uitgelegd. Na wat heen en weer geschuif met perioden kwam er een periode van twee jaar uit, eindigend op 28 december 1951. 5)

Djakarta 26 december 1949. De dag voor de soevereiniteitsoverdracht halen Indonesische werknemers de Nederlandse elementen weg uit het presidentieel paleis, het voormalige van de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Niet toevallig wordt hier het verwijderen van het portret van GG J.B. van Heutsz gefotografeerd. Foto: Henri Cartier-Bresson (Magnum persbureau)

Indische Nederlanders: is er toekomst in Indonesië of beter te vertrekken?
Met de herinneringen aan het extreme geweld van radicale Indonesische nationalisten in Bersiapmaanden september – november 1945 en daarna, zullen Nederlanders en Indische Nederlanders er sceptisch over zijn geweest of de toegezegde zekerheden rond veiligheid, baanzekerheid en maatschappelijke positie gegarandeerd zouden worden. Wantrouwen en zelfs vijandschap waren ontstaan tussen (Indo-)Europeanen en Indonesiërs. Echter, veel Indo-Europeanen zullen het grondgebied van Indonesië als het land beschouwen waar ze thuishoorden en zich thuis voelden. Het idee van er te vertrekken leek een onwezenlijke gedachte.
In de periode 1945 – 1950 waren er inmiddels al tegen 110.000 Nederlanders vertrokken en naar schatting zijn er 30.000 naar Indonesië teruggekeerd. In deze eerste ‘repatriëringsgolf” bevonden zich veel mensen die gingen bijkomen van de oorlogsgebeurtenissen. Het perspectief was aanvankelijk dat Nederland het gezag zou herstellen in de archipel en iedereen weer aan het werk kon in bestuur, de strijdkrachten en in het bedrijfsleven. Nu er 80.000 van hen in Nederland bleven, was er zo rond 1950 al weinig vertrouwen meer dat het weer werd zoals voorheen.
Vanaf 1950 tot en met 1952 vertrokken er nog eens 80.000 Indische en niet-Indische Nederlanders. Al vanaf de overgedragen soevereiniteit hadden mensen teveel wantrouwen richting Soekarno, voor velen de grote boosdoener. 6)

Waarom wel of niet in Indonesië blijven?
Wat vonden de Indische Nederlanders en ook Nederlanders in Indonesië over de uitkomst van de Ronde Tafel Conferentie wat betreft de te nemen actieve optie ja of nee Indonesiër worden?  De Amerikaanse historicus van Nederlandse afkomst professor Paul van der Veur benoemde in de Journal of Asian Studies van 1954 enkele motieven die daarbij konden meespelen: 7)
1. De hoop op een opbloei van de economie na jaren van strijd. De Indonesische nationaliteit bezitten zou worden gewaardeerd waardoor de Indonesiërs deze nieuwe warga Negara zou betrekken in de opbouw van het land.
2. Grote Nederlandse bedrijven moesten Europees personeel ten gunste van Indonesiërs gaan ontslaan. Ook hier zou de status als (Indische) warga negara gunstig moeten zijn.
3.Vertrouwen in de wettelijk vastgelegde gelijke behandeling en bescherming van alle burgers van Indonesië.
4. Het Indo-Europees Verbond (I.E.V.) waarbij zich veel Indischen hadden aangesloten, adviseerde dringend te kiezen voor warga negara. Lid blijven kon alleen wanneer daarvoor werd geopteerd. Veel Indischen beschouwden het I.E.V. hún belangenbehartiger waarin ze veel vertrouwen hadden. Of dat gebaseerd kon zijn op concrete resultaten die het verbond had geboekt is nog maar een vraag.
5.De officiële verklaring van de Hoge Commissaris der Nederlanden dr. H.M. Hirschfeld op 8 december 1951 maakte veel indruk. Hij vond de optie als warga Negara het meest natuurlijk voor de personen van wie de belangen samenvielen met die van Indonesië. Hij verwees naar emigranten die de nationaliteit aannemen van het land waarin ze zich vestigen.

Aan de andere kant noemt Van der Veur sterke redenen die pleiten tegen de keuze voor het Indonesisch staatsburgerschap:
1. De instabiele politieke situatie in het land dat steeds meer verdeeldheid liet zien. Moslimbewegingen als Darul Islam voerde terreur uit in met name West-Java. Dan was er in 1950 de mislukte coup in Pasoendan van voormalig commandant van de speciale troepen Raymond Westerling. Hieraan waren meer Nederlandse militairen betrokken. Niet in het minst zorgde de sterker wordende communistische partij PKI voor de nodige sociale onrust en ondermijning van het gezag van Soekarno en de zijnen. Tegen deze achtergrond bezien verslechterde de relatie tussen ex-kolonisator en ex-kolonie aanzienlijk.
2. Soekarno riep eenzijdig het einde van de Verenigde Staten van Indonesië uit door die te vervangen door “zijn” eenheidsstaat Republik Indonesia. Ook wilde hij dat Nieuw-Guinea bij Indonesië kwam en een einde maken aan de Nederlands-Indonesisch Unie als een gemenebest van beide landen. Dit laatste gebeurde ook in 1956 en vanaf 1957 escaleerde de strijd om Nieuw-Guinea, eindigend in 1962 met de toewijzing van het eiland aan de republiek.
3.De economie verslechterde verder en de inflatie deed de koopkracht snel afnemen. Door minder activiteit en geld werden weinig nieuwe huizen gebouwd. Indische Nederlanders kampten met gebrek aan huisvesting. Uit mijn eigen familieverhalen weet ik dat meerdere gezinnen bij elkaar woonden om kosten delen en uit te sparen.
4. Vanaf het schooljaar 1950 – 1951 werd alleen les gegeven in het Bahasa Indonesia. Indische Nederlanders werden zo beroofd van onderwijsvoorzieningen in hun moedertaal. En: kennis is macht zodat blijven niet anders kon betekenen dat de kinderen in het Indonesisch lessen kregen met de daarbij komende waarden en normen van de jonge natie.
5. Uit bepaalde hoek werd een keuze voor Indonesië bestempeld als landverraders. In dit verband zijn te noemen de Groter-Nederland Actie. Deze was opgericht door ex-krijgsgevangenen in Thailand die aan de Birma-Siam spoorweg hadden gewerkt.

Spijtoptanten: wie zijn zij?
In eerste instantie lijkt het om de groep burgers te gaan die tot 1951 konden opteren voor het Indonesische of Nederlandse staatsburgerschap, maar van wie velen al binnen één tot twee jaar spijt kreeg van de optie om warga negara te zijn geworden. Historicus Wim Willems geeft aan dat bij nader inzien meer personen tot de groep behoorden dan alleen degenen die achteraf het opteren voor de Indonesische nationaliteit betreurden. Als ex-Nederlanders zouden namelijk ook aangemerkt kunnen en moeten worden allen die slachtoffer waren geworden van onvoorziene politieke ontwikkelingen met nadelige sociaal-economische en persoonlijke gevolgen. Denk hierbij aan de Nieuw-Guineacrisis en de binnenlandse politiek onrustige situatie: Soekarno die voor enorme problemen stond en zijn land bij elkaar moest houden. Dan was er volgens  Willems een groep ‘passieve spijtoptanten’ met wie hij bedoelt personen die in de koloniale tijd juridisch en cultureel en maatschappelijk aan Europeanen waren gelijkgesteld maar na 1949 alleen maar warga Negara konden worden. Ook de jongvolwassen of adolescente kinderen van ouders die voor het warga negaraschap opteerden en tegen wil en dank automatisch Indonesiër waren geworden, telden een aanzienlijk aantal spijtoptanten. Ten slote was er een moeilijker te definiëren groep van zogeheten ‘maatschappelijke Nederlanders’ die niet officieel Europeaan konden worden. Het betrof hier mensen die in de Indische samenleving “vergroeid was geraakt met de koloniale, westerse gemeenschap. Dat kon gaan om ontwikkelde Chinezen of om autochtone Indonesiërs die zich met de Nederlanders hadden geïdentificeerd.”  ) In de naturalisatieverzoeken in de jaren zestig is dat duidelijk herkenbaar aan de Chinese en Indonesische namen, naast de Europese. 8)

In 1960-1961 werd het probleem van de spijtoptanten dringender als gevolg van de toenemende vijandigheid tussen  Nederland en Indonesië over Nieuw-Guinea. Aan beide zijden werden steeds meer strijdkrachten verzameld, gereed gemaakt en gezonden naar de regio.De Nederlandse warga Negara wilden in toenemende mate op hun keuze terug komen en de Nederlandse nationaliteit weer krijgen.
De gebeurtenis op 5 december 1957 versnelde voor veel Indische warga Negara de wens te vertrekken uit Indonesië.  Op ‘Zwarte Sinterklaas’ 5 december 1957 verklaarde Indonesië alle 50.000 Hollanders ter plaatse tot ongewenste personen. Onder hen ook het gezin waartoe ik behoorde.
Uit de Leeuwarder Courant van 6 december 1957 bleek trouwens van Indonesische kant een kritische houding naar Sinterklaas, die ons nu bekend in de oren klinkt:
“Waarschijnlijk heeft de Sint zijn laatste intocht in Djakarta gehouden. Er was trouwens van extreem-nationalistische zijde al eens kritiek geleverd op het feit, dat de heilige blank en zijn dienstbaren donker zijn”.
Deze discussie wordt dus niet alleen in onze huidige tijd gevoerd.

De eis van Indonesië dat voormalig kolonisator Nederland Nieuw-Guinea moest overdragen leidde tot grote spanning tussen de landen. Nederland weigerde en een militaire confrontatie dreigde. In 1957 was de spanning opgelopen toen Indonesië ook nog alle Nederlandse bedrijven onteigende. Nog maar weinig Indische Nederlanders, zowel degenen met de Nederlandse als de Indonesische nationaliteit, konden of wilden blijven. Vanaf december 1957 en begin 1958 verlieten Indische en niet-Indische Nederlanders hals over kop Indonesië, onder wie ons gezin bestaande uit vader, moeder en oma van vaderskant. Ruim 40.000 personen groot was deze repatriëringsgolf. De ‘golf’ van spijtoptanten kwam daarna op gang. 9)

De houding van de Nederlandse regering ten aanzien van de spijtoptanten
De regering was tot december 1957 afwijzend tegen het idee om spijtoptanten een nieuwe kans te geven om de Nederlandse nationaliteit te geven. Het land was er pas maar in geslaagd tienduizenden repatrianten op te vangen.
Het beleid vanaf begin jaren vijftig was grotendeels gebaseerd op de adviezen van een onderzoek dat een commissie genoemd naar de hoge ambtenaar P. Werner had laten uitvoeren. Er werd binnen de groep Europeanen in Indonesië onderscheid gemaakt tussen Westerse (import-) Europeanen en daarmee gelijk te stellen Westers georiënteerde Indische Nederlanders. Deze laatsten waren dat door opvoeding, afkomst/familiebanden, opleiding en ontwikkeling. Dan was er een grote groep zogeheten Oosters georiënteerde Indische Nederlanders. Zij waren degenen die door  aard, aanleg en milieu, fysiek, psychisch, sociaal-economisch en cultureel op Indonesië waren ingesteld, de zogenaamde Indonesië-gewortelden. Deze groep diende het best in Indonesië te blijven omdat ze in Nederland niet zouden kunnen aarden. De eerste groep kon het best wél Indonesië verlaten. 10)
Dit onderscheid klinkt ook in de woorden van zestig jaar geleden nogal incorrect en discriminerend. Uiteindelijk zijn beide groepen in meerderheid naar Nederland gekomen. De geslaagde inburgering (eigenlijk assimilatie) is een feit, hoewel daarvan nog veel valt af te dingen afgaand op geluiden van ervaringsdeskundigen die er tegenwoordig over vertellen.
Terug naar de spijtoptanten eind jaren vijftig. Onder druk van de media, de kerken, het Centraal Comité van Kerkelijk en Particulier Initiatief (CCKP), de Vereniging Indische Nederlanders, de Stichting Hulp aan Landgenoten in Indonesië (HALIN) en het comité Nationale Actie “Steunt Spijtoptanten in Indonesië” (NASSI) ging de regering overstag. In 1959 konden 2.000 spijtoptanten in Nederland worden toegelaten. In 1960 was dat 2.400 en in de jaren 1961 en 1962 bedroeg het elk 3.000 personen. In de jaren 1959 tot en met 1962 zijn dan 10.400 spijtoptanten tot Nederland toegelaten. 11)

Spannend werd het voor een “restgroep” die tot uiterlijk 31 maart 1964 nog konden arriveren in Nederland. Eind december 1963 (!) had de regering dit besluit genomen en de spijtoptanten hadden dus nog slechts enkele maanden om aan de andere vereiste te voldoen: het verzoek tot vestiging moest vóór 1 april 1964 zijn ingediend. Het moet gezegd dat Nederland door zending van een speciale commissie van Drie naar Indonesië vertrok om individuele aanspraken in behandeling te nemen en het lukte om 328 personen en huishoudens te bezoeken en de beoordeling te doen. Wie kon afreizen had ook nog de mogelijkheid een reisvoorschot (lening dus)  aan te vragen voor de overtocht. 12)

Gelijke behandeling als voorheen de repatrianten
Wanneer het de mensen nog aan een inkomstenbron en werk zou ontbreken, konden ze in de woongemeente een uitkering aanvragen op grond van de Rijksgroepregeling Gerepatrieerden. De opvang was gelijkgesteld met die van de repatrianten (die de Nederlandse nationaliteit hadden). Dat betekende onder meer dat huisvesting, tijdelijk in pensions en zo mogelijk in een woning, geldlening voor woninginrichting en kleding werden verstrekt en inschakeling in werk, zo nodig eerst door aanbieden van (om)scholing. Het economisch tij was zéker gunstiger dan tien jaar eerder. De achterstand in woningbouw was een stuk ingelopen en werk was er volop.
In 1968 sloot Nederland de mogelijkheid voor ingezetenen van Indonesië om als spijtoptant te kunnen worden toegelaten. 13)

14 januari 1965. Gerepatrieerd spijtoptanten zojuist op Schiphol gearriveerd. Het is midden in de winter. De kinderen en (waarschijnlijk) hun moeder zijn blootvoets en dragen zomerse open schoenen. Vaak was de overtocht snel gegaan en was alleen het allernoodzakelijkste meegenomen. Foto: Jac. de Nijs (Fotocollectie Anefo)

In Nederland en toen?
Het verhaal is bijna identiek aan hun voorgangers-repatrianten die als Nederlandse staatsburgers vanaf de jaren vijftig massaal waren aangekomen in Nederland. De toelating tot Nederland was echter een eerste stap. De spijtoptanten hadden de Nederlandse nationaliteit niet maar kregen de kans een verzoek tot naturalisatie in te dienen.
Ondanks de voorzieningen die het gemeentelijk maatschappelijk werk van de gemeenten kon aanbieden, namen de nieuwkomers een “rugzak” aan lasten en zorgen mee. Om te beginnen was er de teleurstelling dat ze het land waarvoor ze gekozen hadden, het hen onmogelijk had gemaakt er te blijven. Het afnemen van hun banen en onzekerheid over inkomen en de toekomst sloeg een basis weg onder hun verblijf. Vervolgens waren er de intimidaties, provocaties en ook geweldspleging van Indonesiërs die opnieuw opgezweept door Soekarno oud zeer naar boven haalden. De Indo’s waren vrienden van Nederland en dus vijand van het Indonesische volk. Dat het aanwijzen van een gemeenschappelijke vijand een klassieke zet is om de aandacht van binnenlandse grote problemen af te leiden, was voor de jonge bevolking geen beletsel. Niet te vergeten moesten de spijtoptanten materieel bezit achterlaten en kwamen ze slechts met de reiskoffer in Nederland aan. De foto hierboven laat zien dat soms kousen en schoenen ontbraken bij aankomst in Nederland. Niet in het minst was een aanzienlijk deel van de spijtoptanten in meer of mindere mate getraumatiseerd door de lange oorlogstijd en aansluitend de onprettige omstandigheden in de jaren vijftig.

Aantal spijtoptanten: Nijmegen als voorbeeld
Uit cijfers over de aantallen naturalisatieverzoeken ging het in mijn woonplaats Nijmegen om ongeveer 300 personen. Een aantal heeft duidelijk herkenbare Indonesische of Chinese namen. De verklaring hiervoor is dat voor de soevereiniteitsoverdracht een zogenaamde groep van “gelijkgestelden” werd aangewezen. Dit waren niet-Nederlanders, die op hun verzoek tijdens het Nederlandse bewind met Europeanen waren gelijkgesteld, dat wil zeggen onderworpen waren aan het voor de Europese bevolkingsgroep in Nederlands-Indië geldende recht. Voor deze mensen was er geen keuzemogelijkheid geweest, zij waren bij de soevereiniteitsoverdracht automatisch Indonesisch staatsburger geworden op grond van de eerder genoemde Overeenkomst Toescheiding Staatsburgers van de Ronde Tafel Conferentie. Chinezen en personen van buitenlandse herkomst onder hen hadden het recht het Indonesisch staatsburgerschap te verwerpen of te opteren voor het Nederlanderschap. Voor zover zij dit niet gedaan hebben, kan men hen beschouwen als passieve spijtoptanten. Niet alleen door opleiding, opvoeding en milieu, maar veelal ook door een huwelijk met een Nederlandse vrouw hadden zij Nederlandse gezinnen gevormd en waren aan het Indonesische milieu ontgroeid.  14)

De spijtoptanten kwamen in een economisch gunstige periode aan en wisten succesvol in te burgeren. De dwingende maatschappelijk werkers die zich met de repatrianten hadden bemoeid waren ook nog, maar in mindere mate aanwezig dan in de jaren vijftig. Door meer en betere huisvesting, gestegen lonen en meer sociale voorzieningen was bestaanszekerheid en gezondheidszorg beter geborgd dan in de jaren vijftig. De spijtoptanten kwamen toen de huidige welvaartstaat werd opgebouwd.

4 november 1961. Danser Indra Kamadjojo en Mans Spoor-Dijkema, de weduwe van generaal S.H. Spoor (1902-1949), tijdens een culturele avond van het Nationale Actie Steunt Spijtoptanten Indonesië (NASSI)-comité Groningen. Foto: Tropenmuseum – Afkomstig uit de collectie van het Indisch Wetenschappelijk Instituut (IWI).

De Nationale Actie Steunt Spijtoptanten Indonesië (NASSI)
Het in 1960 opgerichte Comité Nationale Actie Steunt Spijtoptanten Indonesië (NASSI) bracht met veel inspanning en zonder terughoudendheid onder aandacht dat de kwestie van de spijtoptanten een morele kwestie was waarvoor de overheid zich actief diende in te zetten. In het comité zaten onder anderen Mans Spoor – Dijkema, de weduwe van legercommandant generaal Simon Spoor en Indisch journalist en publicist Tjalie Robinson. NASSI wist veel steun onder Nederlanders te krijgen en druk uit te oefenen op Den Haag. De radio en het nieuwe massamedium televisie hebben daaraan veel bijgedragen.
In 1960 constateerde NASSI dat er ongeveer 14.000 spijtoptanten een aanvraag om toelating tot Nederland hadden ingediend. Van 9.000 van hen zou het Nederlanderschap gebaseerd op de oude wetgeving van 1892 zeker zijn. Naar dat van de overige 4.000 zou onderzoek nodig zijn. 15)

Comité NASSI’s grote verdienste was het Nederlandse beleid als subjectief en voortgezet koloniaal aan te merken. Dat beleid was tegen discriminerend aan omdat tussen de regels door eigenlijk de ‘niet-blanke Nederlanders en zich met hen zich identificerende ingezetenen van Indonesië” ervan moesten worden weerhouden naar Nederland te komen. Zij zouden zich zoals het fraai werd genoemd, een niet-westerse maar oosterse ‘oriëntatie’ hebben. Ze waren al vergroeid met de Indonesische wereld.
Naast lobbywerk in Den Haag gaf het comité vooral praktische ondersteuning aan de spijtoptanten. Onder andere door helpen met aanvragen en het geven van beperkte financiële en andere ondersteuning.
Een belangrijke activiteit was daarom dat NASSI actief was met “crowdfunding” om fondsen voor de opvang van de Indische nieuwkomers te bekostigen. Niet zelden organiseerde het comité culturele bijeenkomsten met het liefst bekende, aansprekende artiesten. Zo heeft een keer de bekende Indonesische danser Indra Kamadjojo opgetreden op een door NASSI georganiseerde culturele avond om fondsen te verwerven.
De inzet van het comité NASSI en het grote draagvlak onder de Nederlandse bevolking leidde echter niet tot een verhoging van het aantal toe te laten visumaanvragers in casu spijtoptanten. Het kabinet liet nog wel toe dat aanvragen konden worden ingediend tot 1 april 1964. De regering was erg beducht voor de te bieden maatschappelijke, financiële en andere ondersteuning aan een grote groep nieuwkomers van wie ze verwachtte dat die niet direct goed zou inburgeren. 16)

Het verhaal van Hilda Breitkopf, dochter van spijtoptanten
De ouders van de in Gelderland woonachtige Hilda Breitkopf kwamen in 1964 aan in Nederland. Zij hadden eerst ook nog het vertrouwen er in gehad in Indonesië te kunnen blijven wonen en hun kinderen opvoeden. Tot aan het vertrek was haar vader werkzaam bij de Indonesische rederij PELNI die scheepvaartverbindingen tussen de eilanden verzorgt. Zijn verhaal is representatief voor de ervaringen van zoveel andere Indische Nederlanders die na de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië ervoor kozen er te blijven wonen.
Hilda Breitkopf:
“Mijn vader had er na afloop van de oorlog voor gekozen in Indonesië te blijven. Hij was er geboren, opgegroeid en voelde zich er thuis. Hij had aanvankelijk ook wel vertrouwen in de jonge republiek, ook in Soekarno, net als duizenden andere Indo-Europeanen. Ze dachten hun plaats in de samenleving op de een of andere manier te kunnen behouden. Ze voelden zich weliswaar Indische Nederlanders, maar wilden hun thuisland niet inleveren voor Nederland waar ze nooit waren geweest. Dat viel echter tegen. Bij PELNI kreeg hij steeds meer te maken met Indonesische collega’s die het niet op Indo-Europeanen hadden begrepen. Hij wilde hogerop, maar kreeg geen kans. Een baan bij een ander bedrijf zat er ook niet in. Overal werd hij geweigerd. Vandaar dat mijn vader maar een uitweg zag: migreren naar Nederland waar zijn zus met haar gezin al woonde. Zijn hart lag in Indonesië, maar door omstandigheden zag hij zich genoodzaakt het land te verlaten. Door de toenemende discriminatie en buitensluiting zag hij geen toekomst meer voor hemzelf en zijn kinderen weggelegd in de voormalige kolonie. “

Deze tekst is een fragment van de toespraak die Hilda Breitkopf heeft gehouden op de Indische herdenking in het Nijmeegse stadhuis op maandag 14 augustus 2017.

Ga voor het volledige verhaal naar: Repatriëring | Spijtoptanenten: het verhaal van Hugo Breitkopf en Saar Hahijary.

Spijtoptanten en huidige asielzoekers: vergelijkbaar?
Naar aanleiding van de komst van grotere aantallen asielzoekers uit met name Syrië, Afghanistan en een aantal Afrikaanse landen, werden binnen de Indische gemeenschap vergelijkingen gemaakt met de repatriërende Indische Nederlanders. Waren zij eigenlijk niet de eerste grote groep vluchtelingen? De binnenlandse politieke situatie van Indonesië in de jaren vijftig zorgde toch voor een vlucht uit het land richting een veilig heenkomen met toekomstperspectieven voor ouders en kinderen?

Het is inderdaad verleidelijk de vergelijking te maken. Er zijn significante verschillen aan te wijzen. Om te beginnen betrof het een groep die grotendeels Nederlands was geörienteerd, opgevoed en ook opgeleid. De identificatie met de Nederlandse cultuur was er gewoonweg. Een ander verschil is dat in Indonesië geen oorlogsomstandigheden heersten met acuut gevaar voor eigen leven voor een groot aantal mensen. Het verlies van werk en inkomenszekerheid als gevolg van toewijzing van banen aan Indonesiërs was niet aan te merken als een politieke vlucht, zodat vertrek naar Nederland een economische noodzaak was. De intimidaties, provocaties en zelfs fysiek geweld waren weliswaar gericht tegen Indische en andere Nederlanders, maar niet direct levensbedreigend. Hoewel op den duur een kleine minderheid, slaagden andere Indische Nederlanders die in het land bleven een bestaan op te bouwen. Uiteraard is dan de conclusie niet volmondig dat de gehele groep diezelfde goede omstandigheden zou kunnen creëren. Daar staat inderdaad tegenover dat een groep achterblijvers in kommervolle omstandigheden leefde of geraakte. Toen de Nederlanders in 1957 als ongewenste personen werden verklaard kwam het asielzoekerselement wel dichterbij. Tegelijkertijd was het natuurlijk een staaltje van Soekarno-demagogie. Het effect was dat een grote groep alsnog naar Nederland vertrok.

Naschrift
Een heel ander verhaal en in een andere tijd is dat in 2011 drie Nederlandse profvoetballers met een Indische achtergrond Tonnie Cussel, Stefano Lilipaly and Jhon van Beukering  warga negara zijn geworden. Daardoor konden ze in het nationale voetbalelftal van Indonesië voetballen. Eigenlijk een manier om ergens op het hoogste niveau te spelen, terwijl dat in Nederland voor hen niet haalbaar was. Uiteraard is hier bij deze derde generatie Indische Nederlanders geen sprake van “omgekeerde” spijtoptanten, dus die van hun Nederlandse nationaliteit af wilden vanwege binnenlandse ontwikkelingen die zich tegen hen richtten.


Publicaties op www.indischhistorisch over achterblijvers en verstekelingen die niet-legaal afreisden naar Nederland

5 artikels gepubliceerd in 2013 over in Indonesië achtergebleven Indische Nederlanders:
Hoofdpagina thema Familieverhalen

8 artikels gepubliceerd in 2011, 2012 en 2013 over verstekelingen:
Hoofdpagina thema Repatriëring 


Noten
1) http://academievooroverheidsjuristen.nl/files/2013- 09/Bosch_Toescheiding%20van%20nationaliteit.pdf
2) Charlotte Laarman, Oude onbekenden. Het politieke en publieke debat over  post-koloniale migranten in Nederland, 1945-2005, pp.
3) http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/foto/wet-nederlanderschap-1892
4) Hans Meijer, In Indië geworteld. De twintigste eeuw, pp. 198-235.
5) H.C. Wassenaar-Jellesma, Van Oost naar West. Relaas van de repatriëring van 1945 tot en met 1966, pp. 76-79.
6) J.E. Ellemers en R.E.F. Vaillant, Indische Nederlanders en gerepatrieerden, pp. 34 44. Wim Willems
7) P.W. van der Veur, The Eurasians of Indonesia: castaways of colonialism; in: Pacific Affairs, jaargang 1954, pp. 124-137.
8) Wassenaar -Jellesma, pp. 76-84.
9) Ibidem.
10) Wim Willems, De uittocht uit Indië 1945-1995, Amsterdam 2001, pp. 126-131 en  Laarman, 60-65.
11) Wassenaar – Jellesma, p. 82.
12) Idem, p. 87.
13) Idem, p. 84.
14) www.gahetna.nl
15) Willems, 162-165.
16) Ibidem.

Internet
Verhaal van spijtoptanten: www.gahetna.nl
Roos van Nierop, De spijtoptantenkwestie: Een nationaal schandaal?
Een onderzoek naar de reacties van de Nederlanders en de gevestigde Indische Nederlanders op de komst van de spijtoptanten 1959-1969. Masterscriptie Universiteit  van Amsterdam 2010.
Nationaliteitenkwestie: http://academievooroverheidsjuristen.nl/files/2013-09/Bosch_Toescheiding%20van%20nationaliteit.pdf
http://l4yvpj.xara.hosting/site1/index-i.htm
http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/verhalen/spijtoptanten
Database naturalisatie: spijtoptanten: http://naturalisaties.decalonne.nl/indexddb.php?table_name=naturalisaties&page=0&function=search&execute_search=1 
IJmuider Courant, 2 februari 1960.

Literatuur
J.E. Ellemers en R.E.F. Vaillant, Indische Nederlanders en gerepatrieerden, Muiderberg 1985.
Charlotte Laarman, Oude onbekenden. Het politieke en publieke debat over postkoloniale migranten in Nederland, 1945-2005, Hilversum 2013.
Vilan van de Loo, Familie gebleven. Hulp aan landgenoten in Indonesië. Den Haag 2009. Uitgegeven door Stichting HALIN.
Wilma van der Maten, Vergeten door het vaderland, Schoorl 2015.
Hans Meijer, In Indië geworteld. De twintigste eeuw, Amsterdam 2004.
B.R. Rijksschroeff en G.A. Kwa, Spijtoptanten en achterblijvers, Uitgeverij Onsbos 2011.
P.W. van der Veur, The Eurasians of Indonesia: castaways of colonialism. In: Pacific Affairs, jaargang 1954, pp. 124-137.
H.C. Wassenaar-Jellesma, Van Oost naar West. Relaas van de repatriëring van 1945 tot en met 1966, Den Haag 1966.
Wim Willems, De uittocht uit Indië 1945-1995, Amsterdam 2001.