Humphrey de la Croix
Het is alweer de Indische herdenkingsmaand augustus van 2013. In de eerste plaats een eerbetoon aan de (Indisch-) Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in het Verre Oosten. Het herdenkeningsmoment is steeds weer aanleiding na te denken over oorlog en vrede in het algemeen. Door de collectieve herdenkingen halen we onze waarden en normen over goed en kwaad weer eens aan en voegen daaraan nieuwe interpretaties toe, die voortkomen uit wat we actueel vinden en voelen. De rol van herdenken in de Indische gemeenschap van nú is een belangrijke schakel met haar verleden: het niet meer bestaande land waarin ze is ontstaan en die een samenstellend deel is van de huidige Indische identiteit(en).
In deze publicatie heb ik me geconcentreerd op het idee dat de oorlog alleen verliezers (slachtoffers) heeft gekend. Niet in de zin van de gevechten niet winnen maar vanwege het feit dat iedereen iets verloren heeft: een gelukkige jeugd, familieleden en vrienden die zijn omgekomen, het einde van Indië, het vertrouwen van de Indonesiërs en anderszins. Tegelijkertijd behoren we tot de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog en verliezers van de dekolonisatiestrijd.
Wanneer bij mij een historisch besef is ontstaan, is niet precies vast te stellen. Ik weet wel dat we op de lagere school voor het eerst geschiedenisles kregen in de derde klas, dus toen ik acht jaar oud was. De verhalen over Nederlanders die met hun schepen overal ter wereld kwamen waren spannend en vol verrassingen. Al gauw las ik over de oorlog en Duitsers die Nederland hadden bezet. Nieuwe verhalen die me enorm boeiden. Op dat moment was het nog maar ruim 20 jaar geleden dat ons land in oorlog was. Ik herinner me dat in een van de hoofdstukken in ons geschiedenisboek ‘S.S.’ers’ ter sprake kwamen. Wat die afkorting betekende en waarvoor die stond werd niet uitgelegd. Wel dat het Duitsers waren en van wie een dreiging uitging. De verhalen interesseerde me erg en eerlijk gezegd omdat het militaire geschiedenis was. Er werd in geschoten, mannen droegen uniformen, vliegtuigen en tanks waren interessante objecten: kortom alles wat een jongen leuk vond. Zonder besef van alle menselijke leed dat oorlogsgeweld veroorzaakt.
Over de geschiedenis van mijn geboorteland Indonesië wist ik veel minder, eigenlijk niets. Eigenlijk stelde ik mezelf of mijn ouders niet eens vragen als waarom we als “ander soort” Nederlanders hier woonden of waarom ze wel eens zeiden “dat zijn Indonesiërs, wij niet, wij zijn Indisch”, of waarom we komend van zoverre Nederlands spraken.
Op enig moment ontvingen mijn ouders en oma nieuwe Indische kennissen, de heer en mevrouw Holman die in Goes woonden. Meneer Holman zou een oude bekende uit Indonesië zijn van mijn oma. Al gauw behoorde het echtpaar Holman tot de vaste kring van mensen die op bezoek kwamen of bij wie we zelf op visite gingen. We mochten hen ‘opa en oma Holman’ noemen. De ontmoetingen met hen (en vooral met ‘opa’) behoorden binnen de kortste tijd tot mijn favoriete bezoekjes. Het echtpaar toonde in ons kinderen echte belangstelling, wat toen niet altijd van volwassenen gezegd kon worden.
‘Opa’ Holman vulde snel de bijeenkomsten met zijn verhalen van vroeger toen hij militair was. Hij vertelde over gevechten met de Japanners en ook dat hij hen gedood had. Wat mij erg is bijgebleven is dat ‘opa’ Holman dat had gedaan door hen granaten in de mond te stoppen en vervolgens de veiligheidspin eruit te trekken. ‘Opa’ Holman vertelde altijd aan een stuk door en wij luisterden ademloos toe. Om een en ander aanschouwelijk te maken kroop ‘opa’ Holman vaak in tijgersluipgang door de kamer of liet hij zien hoe je een vijand geruisloos besloop en hem doodde met een mes. Goede les voor geschiedenisleraren: wees een goed verteller!
In een periode van enkele jaren was mijn historische kennis van Indië flink toegenomen, zij het eenzijdig ingevuld met de persoonlijke belevenissen van de Indische militair Charles Holman. Dat was meer dan voldoende omdat het precies aansloot bij mijn behoefte aan vooral militaire geschiedenis. Stilaan was ‘opa’ Holman mijn held geworden: een moedige man die nergens bang voor was geweest en nog steeds niet was. Later, ergens in de eind jaren zeventig vertelden mijn ouders het verhaal dat ‘opa en oma Holman’ op vakantie in Zuid-Frankrijk bedreigd waren geweest door een gewapende overvaller. ‘Opa’ Holman had toen zonder aarzeling zijn eigen mes getrokken en had de aanvaller binnen seconden overmeesterd en gedwongen het eigen vege lijf te redden. Het voorval paste in het beeld van mijn held en ik betrap me er nog steeds op te fantaseren hoe die laffe overvaller te grazen werd genomen.
Jaren later lees ik in het boek over de Sumatraanse Pakan Baroe spoorweg ‘Met de dood voor ogen’ van publicist Henk Hovinga een hoofdstuk gewijd aan ‘opa’ Holman. De tekst is gebaseerd op een interview dat de schrijver in 1977 bij hem thuis in Goes (Violenstraat 43, weet ik nog) had afgenomen. Delen van het relaas kon ik inmiddels met mijn kennis van de oorlog en het verzet, in hun historische kader plaatsen. Anders dan in de jaren zestig toen ik zo geboeid naar ‘opa’ Holman luisterde, “scande” mijn verworven kritische blik op historische bronnen (geschreven, mondeling of audio-visueel) vanzelf zwakke plekken in de informatie. In de aantekeningen en noten die auteur en onderzoeker Henk Hovinga aan het boek heeft toegevoegd zie ik dat ‘opa’ Holman’s vertellingen grotendeels kloppen, maar niet helemaal. De naar mijn idee terechte twijfels verklaart Hovinga door te verwijzen naar trauma’s die Charles Holman als gevolg van de dramatische ervaringen had opgelopen. Namelijk iemand die geleid door zijn overtuiging op een gegeven moment feit en niet-feit had laten samenvallen. In dit geval betrof het Holman’s haat tegenover Soekarno die dusdanig was dat hij hem heeft geprobeerd te doden op het moment dat de Nederlanders de eerste president van de Republik Indonesia hadden gevangen genomen nadat het Nederlandse leger in 1948 Djokjakarta had veroverd en daarmee een sterker strategischer uitgangspunt ten opzichte van de tegenstander had verworven . Uit ander onderzoek en betrouwbare bronnen is niet gebleken dat er op dat moment een beschieting had plaatsgevonden, zoals ‘opa’ Holman vertelde.
Het militaire verleden van Charles Holman (1908-1996)
Geboren in Atjeh had hij al een militaire geschiedenis binnen de familie. Grootvader had in de Atjeh-oorlog gevochten en was daarin gesneuveld. Op zijn dertiende zou de jonge Chris al goedbevonden zijn voor het leger. Charles Holman kwam terecht bij het beruchte in 1890 opgerichte Korps Marechaussee Atjeh ook wel genoemd de ‘Bloedvingers’, genoemd naar de rode vingervormige symbolen in de kraagonderscheidingstekens van het korps. Hij wilde ook niet anders dan in dit elitkorps dienen. De bijnaam ‘Bloedvingers’ zou niets afdoen aan de meedogenloze tactieken en methoden van het korps. Deze werd ook aanvankelijk ‘Marechaussee te voet’ genoemd en was het tactische antwoord op de guerillastrijders van de sultan van Atjeh. Dit roemruchte en effectieve legeronderdeel was het paradepaardje van het KNIL en kan worden beschouwd als een voorloper van de huidige special forces als commando’s, Amerikaanse Rangers en Navy Seals, de Britse SAS en speciale marinierseenheden.
Toen de Japanners hun vizier richtten op Nederlands-Indië was Sumatra, rijk aan olie, steenkolen, mineralen en rubberplantages een van de belangrijkste strategische doelen. Op het moment dat de twee landen in oorlog waren viel de provincie Atjeh onder het territoriaal commando van kolonel G.F.V. Gosenson, lid van het Korps Marechaussee, een ridder Militaire Willemsorde die door zijn dapperheid tijdens de Atjeh oorlog en charismatische persoonlijkheid veel aanzien onder de troepen genoot. Charles Holman was een van hen en ‘baas’ ofwel had de rang van sergeant.
Ook voor de elitetroepen was de Japanse overmacht te groot en het krijgsverloop is bekend. Sergeant Holman werd door de vijand gevangen genomen bij een poging tot opblazen van een brug over de rivier de bij Samalanga (in het noorden van de oostkust van Atjeh). Al ter dood veroordeeld wist hij te ontsnappen en bereikte na enkele weken Medan, meer dood dan levend. Om zijn overlevingskansen te vergroten besloot hij stiekem in een krijgsgevangenkamp te worden opgenomen; dan was er tenminste uitzicht op voedsel en steun van anderen. Dat lukte door de plaats van een overledene in te nemen! Gevolg was echter op transport te worden gezet naar Thailand om aan de spoorlijn naar Birma te werken. Daar slaagde hij eind 1943 erin om te ontsnappen. Volgens eigen zeggen stuitte hij op Filippijnse parattroepers die inlichtingenwerk deden voor de Geallieerden. Via Bombay kon hij in 1944 naar Australië gaan waarna hij een nieuwe militaire opleiding kreeg en uiteindelijk in Indië terugkeerde. In de periode 1945-1949 werd Charles Holman opgenomen in het Korps Speciale Troepen van Raymond Westerling en maakte deel uit van de eenheden die Djokja veroverden op de Republik. Daarbij werd Soekarno gevangen genomen.
Zoals bekend won Nederland de veldslagen maar niet de dekolonisatieoorlog. De soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 zou voor Chris Holman niet het definitieve einde betekenen van zijn militaire leven. In 1951 zou hij nog vrijwillig gaan vechten in de Korea oorlog en daarvoor door Korea worden onderscheiden.
Onderscheiden met de Bronzen Leeuw
Wegens betoonde moed en zijn staat van dienst in zijn actieve diensttijd heeft Charles Holman uit handen van koningin Juliana op de Bronzen Leeuw ontvangen. Deze onderscheiding komt in rangorde direct na de Militaire Willems Orde, de hoogste in Nederland. Specifiek is de Bronzen Leeuw toegekend voor bijzondere krijgsverrichtingen in de nacht van 14 op 15 augustus 1948 in West-Java.
Een leven vol van geweld
Lezende in het boek van Henk Hovinga werd het me duidelijk dat de verhalen die ‘opa’ Holman ons vroeger vertelde slechts een fractie vormden van zijn geheel aan oorlogservaringen. Afgaand op zijn eigen relaas zou hij tussen vijftig en honderd mensen hebben gedood zowel in gevechten als andere situaties (executie van Japanners na de oorlog in Singapore).
Henk Hovinga heeft het hoofdstuk de titel ‘Doden om te overleven’ meegegeven. Dat is eigenlijk de rechtvaardiging van het geweld dat de verdedigende partij gebruikt tegen zijn aanvaller. Oorlog lijkt grotendeels georganiseerd geweld, maar veroorzaakt vooral chaos. Niet alleen materieel, ook in de hoofden van de vechtenden. Angst, haat, wraakgevoelens, vernederingen en pijn hebben invloed op die momenten waarop in het gebruik van geweld nog afwegingen en keuzen kunnen worden gemaakt. Als naoorlogse generaties stellen we makkelijker de vraag of overbodig geweld achterwege had kunnen blijven. Zijn de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki terecht gegooid? Had het bombardement van Dresden voldoende tactische en strategische zin? In het geval van mijn held ‘opa’ Holman stelde ik me dezelfde vragen wanneer hij in het interview vertelt dat hij vaak gekozen heeft te doden om zijn overlevingskansen te vergroten. Dat is ten koste gegaan van de levens van burgers (onder wie een kind) of bondgenoten. ‘Opa’ Holman vertelt zonder terughoudendheid dat hij veel mensen heeft moeten doden uit zelfbehoud. Hij vertelde zijn verhalen altijd makkelijk en vol vuur. Nooit heb ik echter het gevoel gekregen dat er een gretigheid of positieve ervaring achter lag. Eerder vertelde hij het als een feitelijk relaas. Ik denk dat ‘opa’ Holman zichzelf als een vakman bekeek die zijn werk goed en doelmatig moest doen.
Met de kennis en inzichten over de psychologische gevolgen oorlogservaringen lijkt het erop dat interviewer Hovinga wel gelijk zou kunnen hebben met de aantekening in zijn boek dat als gevolg van de traumatische ervaringen “de grenzen tussen herinneringsbeelden en exacte gebeurtenissen vervagen” (…) zonder dat de betrokkene zich dat bewust is.
Is ‘opa’ Holman nog steeds mijn held? Ja, hij was een dappere man die om te overleven anderen moest laten verliezen. Zelf verloor hij zijn zus en vader omdat de Japanners hen hebben geëxecuteerd.
‘Opa’ Holman is ook een winnaar en verliezer (liever misschien: slachtoffer). Na zijn militaire leven bleek hij veel belangrijke zaken niet te zijn verloren. Hij was een zorgzame, liefhebbende vader, grootvader en vriend. Ik heb zelf mijn opa’s niet gekend en was blij hem zo te mogen noemen.
‘Opa’ Charles Holman is in ieder geval dáárom nog steeds een held.
Verantwoording
De informatie is afkomstig uit het boek van Henk Hovinga: Met de dood voor ogen. Overleven in de strijd om Indië, Franeker 2005
Met name: hoofdstuk 6. Doden om te overleven, bladzijden 55 t/m 61.
Op de foto draagt de heer Holman niet de hem toegekende Bronzen Leeuw, doch de Militaire Willems-Orde. Ik weet dat hij deze droeg. Maar hij had er geen recht op.
Gaarne doorgeven aan de heer Hovinga.
Beste,
De verhalen komen overeen met hetgeen mijn vader over zijn oom (Charles) vertelde.
Ik bevestig deze verhalen die mijn vader REFP Holman 4-8-1936 over zijn oom C.F.Holman uit Goes met trots aan ons als zeer geïnteresseerde kinderen vertelde.