Humphrey de la Croix
Vele Indo’s zullen de film ‘Buitenkampers’ als een late en voor velen te late erkenning zien van hun geschiedenis, misschien zelfs van hun hele bestaan, ten tijde van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en daarna. In de neerlandocentrische geschiedschrijving ligt de nadruk altijd op de (Indische) Nederlanders die geïnterneerd waren geweest in de ‘Jappenkampen’. Dat zie je dan ook terug in documentaires op televisie, radio, de bioscoop en educatief materiaal. Het merendeel van hen totoks, al zijn de Indo’s die werden geïnterneerd ook aanzienlijk in aantal. Dat zijn er rond 20.000 geweest. Het aantal blanke Nederlanders in de kampen bedroeg 80.000. Internering van álle Indo’s was buiten Java het geval, in de regio’s die onder bestuur stonden van de Japanse marine. Op Java waar de meesten van hen woonden, werden Indo’s geïnterneerd wanneer ze er minder Aziatisch er uit zagen. De Japanners hanteerden daarbij de maatstaven nogal willekeurig.
Van in totaal 320.000 Europeanen zijn er naar schatting meer dan 220.000 niet geïnterneerd geweest. Feitelijk is de geschiedenis van een meerderheid van de Europeanen tijdens de Japanse bezetting altijd een non-issue geweest. Er is geen of amper aandacht aan gegeven. Hoe zit dat eigenlijk? Ik probeer in het kort hiervoor een verklaring te vinden.
De Japanse bezetting: Indo-Europeanen in een niemandsland en vogelvrij
De oorlog betekende naast onzekerheid over heden en toekomst vernedering, het ondergaan van intimidatie en geweld in verschillende opzichten, het verlies van vrijheid en voor velen armoede door wegvallen van werk en andere inkomstenbronnen. Veel Indonesiërs heetten hun Japanse mede-Aziaten welkom. Dat het slechter ging aflopen dan onder de Nederlanders konden ze in het begin nog niet weten.
Die vernedering als Europeaan door een onderschatte Aziatische macht heeft de Indo-Europeaan ontdaan van zijn status bovenaan de koloniale sociale pyramide. Hoewel zij zich ook bewust waren van hun inheemse wortels, maakten zijn in het dagelijks leven deel uit van de Europese samenleving in een Indonesische omgeving. Na de val van Indië bleek hoezeer ze waren vervreemd van hun inheemse wortels. Indonesiërs voelden zich vrijer en lieten zien hoe ze tegenover Indo’s stonden. De loyaliteit van Indo’s aan Nederland en de Nederlanders werd gezien als het mede-onderdrukken van de Indonesiërs. Het ressentiment kwam naar buiten en Indo’s kregen te maken met intimidatie en agressie van Indonesiërs. Die werden daarbij gesteund door de bezetters. De Japanners deden er alles aan om het Europese element te elimineren. Eerst ging dat goedschiks door de Indo’s vriendelijke tegemoet te treden en zogenaamd een rol toe te bedelen in de Groot-Oost-Aziatische Welvaartssfeer. Toen de respons daarop uitbleef trachtten ze de Indo’s te dwingen in onder andere landbouwkoloniën te laten werken. Een effect was dat er Indo’s waren die bereid bleken met de Japanners samen te werken. Voorbeeld is Piet Hein van den Eeckhout die gecharmeerd was van de Aziatische bloedverwantschap tussen Indo’s en Japanners en inheemsen. Hoewel een kleine groep hadden deze coöperatieve Indo’s sleutelposities in kampen.
Een ander effect van de Japanse propaganda was een opjutten van de inheemse bevolking tegen de belanda en dus ook de Indo’s. Ze werden als verraders van hun Aziatische broeders gezien. Meer en meer kregen Indo’s te maken met provocatie, initimidatie en agressie. Hoe erg dit kon worden zou in de periode na 17 augustus 1945 blijken.
Genegeerde of niet vertelde geschiedenissen: oorzaken
“Indisch zwijgen”: gevoelens van schaamte en vernedering zijn te pijnlijk
De buitenkampers die zich er niet bij wilden neerleggen dat ze werden genegeerd en benadrukken dat ook zij deel uitmaken van de Nederlandse geschiedenis, vormen een actieve minderheid binnen de Indische gemeenschap. De meeste Indo’s die buiten de kampen zijn gebleven, hebben nooit en masse naar buiten gebracht hoe het hun was vergaan in de oorlog en Bersiaptijd. Als ze het al zouden vertellen dan was dat in hun binnenwereld van de eigen familie en verdere intieme kringen.
Zo weet ik van mijn eigen familie (van vader’s kant) niet veel over haar ervaringen van de oorlog en de periode 1945-1949. Pas later hoorde ik over een goed heenkomen zoeken in de heuvelachtige gebieden van Oost-Java. Vele leeftijdgenoten zullen dit herkennen en nu met spijt moeten constateren dat er geen of weinig leden van de oudere generatie meer zijn aan wie de vragen kunnen worden gesteld.
In ieder geval is zwijgzaamheid van de betrokkenen een reden dat een belangrijke bron ontbreekt om hun geschiedenis op te tekenen. Mijn generatie en de volgende zijn meer en meer afhankelijk geworden van indirecte informatiebronnen wat betreft de buitenkampers.
De Duitse concentratiekampen als normatieve maatstaf voor slachtofferschap?
Na Auschwitz is het concentratiekamp de onaantastbare morele maatstaf geworden om het kwaad en het daardoor ondergane slachtofferschap te “toetsen”. Onbekendheid in Nederland met de oorlog in Indië ligt aan de basis van de vereenzelviging van die oorlog met Nederlanders die in kampen hadden gezeten. Uit de verhalen van mensen uit Indië die hun families in Nederland bereikten, moet het Jappenkamp al snel het beeld hebben bepaald van hoe erg het was geweest voor met name de totoks. Zo’n beeld heeft zich als enige vastgezet in het collectieve geheugen van Nederlanders na de oorlog. Deze constatering wordt tot op heden bevestigd in recente documentaires en publicaties. “Ja, in Indië had je ook concentratiekampen en voor ons (totoks) was het leed dus ook groot”.
Dit onvolledige en deels onjuiste (de Jappenkampen waren geen concentratiekampen) beeld was vanwege de zware normatieve connotatie niet te nuanceren en aan te vullen met het verhaal van de buitenkampers die ook slachtoffers waren. In pogingen de aandacht op hen te vestigen gebruiken individuele Indo’s (maar ook totoks) het begrip ‘concentratiekamp’, al is dat historisch niet juist. Wél menselijkerwijs begrijpelijk.
Extraverte totoks en introverte Indo’s?
Een vraag zou ook kunnen zijn waarom de ervaringen van ex-geïnterneerden van de Jappenkampen wél zoveel beter bekend zijn geworden en er nu met regelmaat publicaties uitkomen? Duidt dat op een ander gedrag tussen de merendeels totok-geïnterneerden en de buiten de kampen gebleven Indo-Europeanen? Met uitzondering van degenen die actief de laatste decennia om aandacht hebben gevochten, lijkt dat inderdaad het geval.
De gevoelens van pijn, vernedering en het na de repatriëring ondergane negeren door de Nederlandse politiek en samenleving, kunnen nooit zijn verdwenen. Indo’s hebben in grote getale zich aangemeld voor de academische Indische studiedagen sinds 1989, de vertoning van de documentaire ‘Geen gewoon Indisch meisje’ van Marion Bloem in 1989 en dan nu zeer recentelijk de film ‘Buitenkampers. Boekan main – Boekan main’.
Echter, de oorzaak van de genegeerde geschiedenis van buitenkampers verklaren vanuit arbitraire en gekleurde gedragskenmerken vindt geen basis in objectiveerbare feiten. Dus voor een historische verklaring onbruikbaar. Misschien kan de grotere gerichtheid van totoks op lezen en schrijven versus de Indische mondelinge overgedragen traditie enigszins verklaren dat de totoks door hun ervaringen op schrift te stellen, gewoonweg sneller en bredere aandacht konden trekken. Bemoedigend is dat al geruime tijd de Indo’s die achterstand langzaam maar zeker wat inlopen.
De “hiërachie” in ondergaan leed en traumatisering
Toen Het Gebaar bekend werd gemaakt in de jaren 2002-2003 leken discussies over achterstelling in behandeling en financiële compensatie soms een wat onfrisse geur te krijgen. Ik bedoel hiermee dat de indruk werd gewekt dat vanuit Indische hoek de suggesties klonken dat de overheid Joodse oorlogsgetroffenen en zigeuners een groter ondergaan leed toedichtten dan zij die in Nederlands-Indië hadden geleden. Die discriminatie zou zich uiten in de lagere uitkeringen aan de Indische slachtoffers.
Die suggestie was begrijpelijk als emotionele uiting en natuurlijk moeilijk met bewijs te staven. Dan zou namelijk in de wetsgeschiedenis van Het Gebaar dat terug te vinden zijn. Het ligt niet in de rede dat de overheid afwegingen heeft gemaakt die in de richting van ongelijke behandeling wijzen.
Maar een effect was wel weer het gevoel dat je de buitenkampers er nog steeds niet zoveel meer toe deden. Ook niet na al die jaren en na zovele nieuwe historische informatie, bevindingen en politieke en acties uit de Indische gemeenschap.
Het Nederlands postkoloniale trauma: vergeten en overgaan tot de orde van de dag
Het moederland wilde na de Japanse capitulatie zich eigenlijk niet neerleggen bij het verlies van Nederlands-Indië. Pas na bijna vijf jaar “politioneel” optreden tussen 1945 en 1950 en ondanks de negatieve wereldopinie (veranderde tijdsgeest: kolonialisme en onvrijheid van volkeren was fout) moest Nederland de Republik Indonesia wel erkennen en de soevereiniteit over het land geven. De Koninkrijksunie als een soort Nederlandse gemenebest, de Verenigde Staten van Indonesië en het niet afgeven van Nieuw-Guinea waren een irreële laatste poging in de archipel te blijven. Toen dit in 1962 definitief stukliep, heeft Nederland jaren niet willen omkijken naar wat er nu gebeurd was.
Belangrijke vragen die als postkoloniale mogendheid hadden moeten worden gesteld als:
- Waar staan we nu als ex-koloniale macht?
- Wat betekent het verlies van Indië voor zowel totoks als Indo’s?
- Hoe moeten militairen en veteranen terugkijken op hun inzet destijds?
- Welk beeld moeten Nederlanders hebben van hun land dat geen groot rijk meer is?
- Was assimilatie de enige manier om Indische gerepatrieerden te laten inburgeren?
- Hoe zit het met openstaande posten als de achterstallige salarisbetalingen en rechtsherstel in verband met schade en verlies van bezit?
- De koude opvang van gerepatrieerden en waarom velen zijn “doorgemigreerd” naar betere oorden?
- Hoe zat het met geweldsexcessen begaan door Nederlandse militairen?
- En natuurlijk: hoe zat het met de Europeanen buiten de Japanse interneringskampen?
Postkoloniale verwerking: (g)een inhaalslag 1990 tot heden?
De Nederlandse regeringen hebben lange tijd deze essentiële vragen niet eens aan zichzelf gesteld. Maar in de loop van de tijd werd de overheid gedwongen één voor één op die vragen in te gaan. Het aantal tijdgenoten nam op natuurlijke wijze af, door de tijd was er daardoor minder de emotionele lading om die vragen te stellen en nieuwe generaties historici, juristen, andere onderzoekers en journalisten stelden onbevangen die ouder vragen.
In de jaren negentig van de vorige eeuw heropende premier Ruud Lubbers het “dossier”. Het ‘Breed historich onderzoek, gevolgd door acties als het onderzoek naar de backpay van achterstallige salaris- en pensioenbetalingen, het rechtsherstel van geleden schade, niet te vergeten Het Gebaar en het creëren van een Indisch herinneringscentrum over de oorlog en bersiaptijd.
Deze gebaren van de regering bleken voor de Indische gemeenschap niet voldoende. Staatssecretaris L. Veldhuijzen-van Zanten’s standpunt in 2011 was duidelijk. Geen nieuw debat over eerherstel, achterstallige betalingen en compensatie voor ambtenaren en KNIL-militairen die in de Tweede Wereldoorlog in Japanse interneringskampen zaten. Zij werd vanwege deze bruuske opstelling teruggefloten door de Vaste Kamercommissie VWS. Het kabinet-Rutte II heeft de deur nu voor een heropende discussie wat opengezet. Wat daarvan te verwachten valt is niet duidelijk. En intussen gaan particuliere intitiatieven die in het postkoloniale historische kader passen gewoon door. Advocate Liesbeth Zegveld behaalt namens Indonesische weduwen succes in het aansprakelijk stellen van de staat voor de dood van Indonesiërs als gevolg van geweldsexcessen in de periode 1945-1949. Het betreft hier de gebeurtenissen destijds in het West-Javaanse Rawagedeh en in Zuid-Sulawesi, dat te maken kreeg met het optreden van kapitein Westerling. De regering is natuurlijk als de dood voor nog veel meer claims en daarbij horen niet in het minst die vanuit de Indische hoek.
In die verwerking van het Indische postkoloniale trauma past nu ook de film ‘Buitenkampers. Boekan main-Boekan main’ van Hetty Naaijkens-Retel Helmrich. Een lang verwachte aandacht voor de genegeerde en bijna onbekend gebleven groep landgenoten. Helaas moet tot nu toe en ondanks de heropening van Indische dossiers de afgelopen twintig jaar, worden vastgesteld dat het “vergeten” van de buitenkampers een constante is gebleven. Niet vergeten mag worden dat aan “Buitenkampers’ de film ‘Het jaar 2602. Kinderverhalen uit de Jappenkampen 1942-1946′ is voorafgegaan. Vanuit de Indische gemeenschap kwam fikse kritiek op het hoge “blanke” gehalte in deze film uit 2009. Pijnpunt was dat de film niet liet zien dat een aanzienlijk percentage Indo’s in de kampen hebben gezeten. Spoedig ontstond het plan om die onjuiste indruk weg te werken. De uitkomst is niet een documentaire over Indo’s in de kampen maar erbuiten. Het is de vraag of aan het eerste kritiekpunt alsnog kan worden tegemoetgekomen.
Al met al kan worden gesteld dat het ontbreken van een postkoloniaal debat na het verlies van Indië/Indonesië de Nederlandse staat vanuit de Indische hoek zal blijven worden “achtervolgd”. Een volgende generatie heeft de onbetaalde rekeningen als een Indisch cultureel erfgoed ontvangen en gaat daarmee verder.
In de tussentijd blijven we als geschiedeniswebsite een volledige verantwoordelijkheid tegenover de Indische gemeenschap dragen door de levensgeschiedenissen van de buitenkampers te zoeken en op te tekenen. Misschien in omvang een bescheiden bijdrage, maar we zijn gelukkig niet als enigen daarmee bezig.
Geschiedenissen van buitenkampers op IndischHistorisch.nl
Wat is het eigenlijk het te bestuderen onderwerp precies?
Uitgangspunt van deze website is de geschiedenis van Indische Nederlanders in brede zin. Geschiedwetenschappelijk gezien zijn de buitenkampers een onderbelicht onderwerp. Dat zo’n substantiële groep in een intensief bestudeerde periode niet aan de orde is gekomen, is niet alleen opmerkelijk en verbazingwekkend. Zelfs pijnlijk voor al die Indischen die toch gewoonweg integraal deel uitmaakten van de Nederlandse geschiedenis.
Daarom is dit al meer dan genoeg reden deze achterstallige geschiedschrijving intensiever te belichten. Er was natuurlijk al wel wat over geschreven in de vorm van individuele levensverhalen die met name de laatste 15 jaar zijn uitgebracht. Dat mede door het besef dat de tijd dringt omdat de groep uit die tijd zélf aan het verdwijnen is.
Een alomvattend werk over de groep buitenkampers is er nog lang niet. In de eerste plaats moeten eerst de bronnen worden verzameld. Dat zullen met name zijn: informatie uit oral history, egodocumenten als noties, dagboekaantekeningen, tekeningen, archieven voor zover aanwezig (Japanse en Nederlandse) en films, foto’s en geluidsmateriaal. Het vinden en vastleggen van individuele levensgeschiedenissen zal gezien de voortgeschreden tijd nu hoge prioriteit vereisen. IndischHistorisch.nl zal daarom hier ook alert op zijn.
Publicaties op IndischHistorisch.nl over buitenkampers
Ria Reijerse – Moens: kind buiten het kamp in Soerabaja
Repatriëren als verstekeling. Deel 7: Edward Jacobs (1). Tijd in Indonesië tot 1950
Dampit en andere Malangse herinneringen van Martin Berghuis
Informatie op het internet
www.buitenkampkinderen.nl
www.buitenkampers.nl
www.indieinoorlog.nl
www.indischekamparchieven.nl
Literatuur
Tjaal Aeckerlin en Rick Schoonenberg, De jaren van asal oesoel. Indische Nederlanders in de Japanse tijd, Amsterdam 2006.
Beatrijs van Agt, Florine Koning, Esther Tak, Esther Wils, Het verborgen verhaal. Indische Nederlanders in oorlogstijd 1942-1949, Den Haag (zonder jaar).
Lizzy van Leeuwen, Ons Indisch Erfgoed. Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit, Amserdam 2008.
Ilonka de Ridder (samensteller en redactie), Eindelijk erkenning? Het Gebaar: de tegemoetkoming aan de Indische gemeenschap, Den Haag/’s Hertogenbosch 2007.
Rita Young en Zwaan de Vries, Oorlog en overleven buiten Japanse kampen: drie generaties vertellen, Nijmegen 2008
Media
Trailer film ‘Buitenkampers’ op YouTube:
Film ‘Oorlogskind in Nederlands-Indië: Rita Young (1933).
Interview met een voormalige buitenkamper.
Rita Young tells her story about life outside the Japanese internment camps in former Netherlands Indies
Pingback: Nieuw artikel thema ‘Oorlog en Bersiap’: Buitenkampers: genegeerde en niet vertelde geschiedenissen |
Beste Meneer/Mevrouw,
Ik ben erg benieuwd waar de feiten die hier weer worden gegeven in boeken/rapporten terug te vinden zijn. Voor een project voor mijn studie aan de Universiteit Utrecht moet ik namelijk met zulke informatie naar dergelijke bronnen verwijzen. Het gaat in ieder geval om de getallen in de eerste alinea, en om het stilzwijgen van de Indo’s over deze periode.
Ik zie wel dat er verwezen is naar een aantal boeken, maar ik weet niet hoe ik daaraan kan komen (waar ik ze zou kunnen lenen) en ook weet ik niet in welk van die boeken deze informatie zou staan. Vandaar dat ik het vraag.
Ik hoop op spoedig antwoord. Alvast bedankt!
Sandra Roelofs
Geachte Sandra
Misschien heb je al een goed antwoord op je vraag gehad, maar als je nog steeds aan het zoeken bent, heb je al geprobeerd titels te zoeken bij Worldcat? Het is een soort internationale catalogus die je kan helpen bibliotheken te vinden waar de gewenste boeken zijn.
https://www.worldcat.org/
Ik weet niet of Nederland een “interlibrary loan” systeem heeft zoals hier in Amerika, maar je kunt proberen de titels in te klikken.
Vele titels over dit onderwerp zijn ook te vinden bij het Nationaal Archief, in de Koninklijke Bibliotheek, en bij NIOD.
Dit heb ik ontdekt daar ik zelf ook zoek naar gegevens van de bersiap tijd, niet alleen voor persoonlijke vragen maar ook omdat ik graag een kinderboek wil schrijven met deze tijd als achtergrond.
Beste wensen,
Terry Diefenbach
Ik (1936)heb als tiener Indië meegemaakt; Lees mijn essays; via google; omkijken naar indië (2009) en opmerkelijke feiten aangaande indië/indonesië (2011) . Indertijd opgesteld vanwege de vele vragen van mijn kleinzoon.