Familieverhalen | Verdrongen verleden. Het levensverhaal van Frederik Disco (3)

frits 1947In het eerste deel van deze driedelige  artikelreeks heeft u kennis kunnen maken met Frits Disco. Zijn familie heeft een gemengd Nederlands, Belgische, Oostenrijkse, Schotse en Javaanse afkomst. Het verhaal van zijn leven heeft hij in het boek Verdrongen verleden vorm gegeven. Dat deed hij bij wijze van therapie om, naar eigen zeggen, af te rekenen met zijn herinneringen. Vandaar de titel die hij het boek heeft meegegeven. Een groot deel van zijn jeugd woonde Frederik Disco op toenmalig Celebes (Sulawesi) in de stad Makassar (ook: Ujung Pandang).Toen de oorlog in december 1941 uitbrak woonde het gezin in die stad.
In het tweede deel vertelde hij hoe het gezin zonder vader van Makassar naar een fruitplantage in de omgeving van Malino vertrok. Frits Disco laat zien hoe hij en zijn familie overleefden tijdens de Japanse bezetting. Ook beschrijft hij komend vanuit de stad zijn observaties van de inheemse omgeving.
Dit derde en laatste deel begint in 1945 wanneer Japan op 15 augustus capituleert en twee dagen later Soekarno en Hatta de onafhankelijke Republik Indonesia uitroepen.

Frederik (Frits) Disco

Japan capituleert en dan…….?
Op 6 augustus 1945 werd er door iedereen geroepen dat de Amerikanen een enorme bom op Japan hadden laten vallen. Kabar angin! (gerucht). Dit was, zoals we later hoorden, de atoombom genaamd Little Boy, afgeworpen door de bommenwerper Enola Gay op Hiroshima. Op 9 augustus 1945 volgde een tweede atoombom, Fat Man genaamd, die op Nagasaki werd afgeworpen. Deze bommen dwongen de Japanners tot capitulatie op 15 augustus 1945. Maar er gebeurde verder helemaal niets. De Makassaren hielden zich stil. Niemand wist wat we met de situatie aan moesten. Er heerste helemaal geen juichstemming.

Terug naar Makassar
Op een dag kreeg mijn moeder een lift naar Makassar van een Japanner. Zij wilde mijn vader gaan zoeken.Wij volgden een paar dagen later te voet. Toen we in Makassar aankwamen, heerste chaos in de stad. De nieuwsvoorziening was slecht zodat we zelf informatie moesten vinden over de stand van zaken.
We kregen kleding en voedselpakketten van het Rode Kruis en kregen ook een leegstaand stenen huis toegewezen. Toen mijn vader uit het kamp kwam herkende ik hem niet. Hij was sterk vermagerd en zwak, maar desondanks werd hij al gauw weer aan het werk gezet. De communicatie moest immers zo snel mogelijk hersteld worden. Daartoe kregen we een ander huis dat aan de rand van de stad lag en aan een groot plein grensde, waarop de hoge zendmasten en enige kantoorgebouwen stonden.

Langzaam aan weer naar een ‘normaal’ leven
De meeste Nederlanders zoals wij, waren al hun bezittingen kwijtgeraakt. Als de Japanners hun eigendommen al niet hadden buitgemaakt, dan hadden de inlandse rampokkers (gewapende rovers) wel gezorgd voor totale plundering. We moesten zowel in materiële als in morele zin weer helemaal opnieuw bij ‘nul’ beginnen.
We waren het leven in een beschaafde cultuur ontgroeid en we moesten proberen de draad weer op te pakken. We moesten opnieuw leren om op schoenen te lopen en  westerse kleding te dragen. Maar allereerst moesten we zorgen dat we fysiek herstelden en daarna zo gauw mogelijk weer naar school om de achterstand in het onderwijs in te halen. Ik moest eerst nog de vijfde, zesde en zevende klas van de lagere school afmaken. Ik kampte dus met een enorme achterstand op onderwijsgebied.
Begin 1946 gingen de scholen weer open. Ik was nu 16 jaar oud. In de tijd die restte tot de grote vakantie, heb ik de drie laatste klassen van de lagere school afgemaakt. Vraag niet hoe! Maar ik was nu heel gemotiveerd om de achterstand in te lopen. Met het nieuwe schooljaar ging ook ik naar de HBS.We hadden vrijwel geen leermiddelen en daarom moesten we veel dictaten opnemen. We liepen nu in kleding en schoeisel van het leger. Gekocht op de zwarte markt. Prima spul voor weinig geld. En het was nog heel stoer ook!

Extremistisch geweld
De nationalisten hadden gezworen hun haren niet meer te zullen knippen zolang de Nederlanders nog niet waren verdreven en ze een zelfstandige republiek hadden gevormd. Hun kracht schuilde in de guerrilla. Steeds vaker werden in de stad Nederlandse gezinnen ‘s nachts overvallen en beroofd of uitgemoord. Maar ook Chinezen werden beroofd of vermoord. De extremisten hadden de gewoonte om van Chinese vrouwen de borsten af te snijden en op straat te gooien, terwijl Chinese mannen vaak vermoord werden aangetroffen met hun afgesneden penis in hun mond, nadat eerst nog de gouden tanden uit hun kaak waren geslagen. Dit alles gebeurde ‘s nachts onder de dekmantel van de duisternis. Ondanks extra legerpatrouilles waren de moordpartijen niet te voorkomen. Het werd in Makassar hoe langer hoe onveiliger. Doordat de Europeanen niet in een ‘Bersiapkamp’ (door de Indonesiërs gevormde kampen om Europeanen veiligheid te bieden; ook wel: Republikeinse kampen) waren geconcentreerd, zoals bijvoorbeeld op Java het geval was, was het bijzonder moeilijk om hen te beschermen.

In deze periode werd, vanuit Java, Kapitein Westerling ingezet om in de binnenlanden van Zuid-Celebes de rust te herstellen. Hij deed dit op een eigen, soms omstreden wijze, die zijns inziens noodzakelijk was om de ‘ploppors’, zoals de pemoeda’s ook wel denigrerend werden genoemd, te bestrijden en de orde te herstellen. De ‘merdeka-strijd’ (onafhankelijkheidsstrijd) werd allengs heviger. Het openbare leven raakte steeds verder ontwricht en er heerste angst in de stad.
Vanwege de noodzakelijke locatie van het radiostation aan de rand van de stad, woonden wij dus ook aan de periferie van het Europese stadsdeel. Op weg naar school moesten we daarom altijd door een onveilig gebied lopen. Het was daarom zaak om altijd een wapen, in de vorm van een mes, bij ons te dragen. Op het laatst moest de school om veiligheidsredenen worden gesloten.Soms werd er van grote afstand door de ramen naar binnen geschoten.

Veiligheidsmaatregelen
Daarom moesten de poten van onze bedden worden afgezaagd, zodat we, als we in bed lagen, niet boven de vensterbank uitkwamen. Ik kreeg last van angstaanvallen. Als ik ‘s nachts in mijn bed lag, raakte ik vaak in paniek van angst. Ik moest dan mijn gedachten afleiden door tegen iemand te praten, onverschillig tegen wie. Dan kalmeerde ik.
De pemoeda’s vormden een min of meer georganiseerde eenheid met een eigen discipline. Hun aanvallen waren nog enigszins voorspelbaar en begrijpelijk. Nee, de dreiging kwam veeleer van de rampokkers. Deze ongeregelde bendes waren alleen maar uit op plunderingen en op het op wrede wijze afslachten van diegenen die hen niet aanstonden.
Op een dag werd ons huis omsingeld door honderden rampokkers, die, voor zover we het konden zien, waren uitgerust met bamboe speren, klewangs, kapmessen of zelfs met oude geweren. We hebben de hulp van het leger moeten inroepen om ons te ontzetten. En ja hoor, er kwam welgeteld één Australiër op een motor en schoot een paar keer in de lucht. Dit was voldoende om de rampokkers op de vlucht te jagen. Om herhaling te voorkomen, werden we voortaan permanent bewaakt door de militairen.

De geallieerde troepen trokken zich terug en de macht werd overgedragen aan het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, KNIL. Nederland stuurde de nieuw opgerichte 7 December Divisie naar Indië om het extremisme te bestrijden. Ondanks de slechte voorbereiding op hun taak deden deze militairen hun uiterste best om de Nederlandse gemeenschap en de goedwillende inlanders te beschermen.
We hadden nu Nederlandse militairen over de vloer om ons en het radiostation te bewaken. Totdat de situatie zó precair werd, dat ons dringend werd aangeraden om het huis te verlaten voor onze eigen veiligheid. Dat deden we, met achterlating van al onze nieuw verworven bezittingen. We kregen tijdelijk onderdak in het ‘Oranje hotel’ in het centrum van de stad.

Oranje_Hotel_te_Makassar

Het Oranje Hotel in Makassar. De familie van Frits Disco vond hier in de Bersiapperiode najaar 1945 een veilig heenkomen tegen het geweld van Indonesische nationalisten en gewapende bendes (rampokkers). Foto: collectie Tropenmuseum

Vertrek uit Makassar
Op 8 januari 1947 gingen we aan boord van de Sibajak. De inheemse douane hanteerde strenge maatregelen. Ieder van ons mocht een klein rieten koffertje met wat lijfgoed mee aan boord nemen. Deviezen, zoals geld of postzegels, moesten worden achtergelaten. Zelfs mijn parang, mijn dierbaarste herinnering aan Boedjoeloe, mocht niet mee aan boord.
Het Nederlandse gezag stelde niet veel meer voor en we werden door pemoeda’s met het geweer in de rug, de boot opgejaagd. Er heerste een terneergeslagen stemming onder de passagiers, heel anders dan de opwinding en herrie, waarmee voorheen het vertrek van een schip naar Nederland gepaard ging.Toen de boot van de kade loskwam was er niemand die ons uitzwaaide.
Ik had op één van de dekken, tussen twee sloepen in, een rustig plekje gevonden van waaruit ik Makassar met zijn haven kleiner en kleiner kon zien worden. Op het laatst was, heel in de verte en laag op het water, nog slechts de kuststrook te zien, met in een blauw waas, hoog daarboven oprijzend, de ‘Gunung Lompobattang’. Daar ergens was alles gebeurd! Ik vroeg me af, of ik dit tafereel ooit nog zou terugzien. Ik was droevig gestemd en heb toen voor het eerst sinds lange tijd, mijn tranen de vrije loop gelaten.

gunung_lombobattang

De berg Lompobattang in Zuid-Sulawesi. Vanaf het schip dat hem en zijn familie naar Nederland bracht, besefte hij de berg misschien nooit meer te zullen zien. Frits Disco heeft het als een pijnlijk afscheid ervaren van het land van zijn jeugd.

Repatriëren
De reis naar Nederland was saai. We sliepen in hangmatten in het ruim van het schip. De enige afleiding was het begraven van een overleden passagier. Hij kreeg een zeemansgraf. In Attaka kregen we warme kleding van het Rode Kruis. In de golf van Biscaye hadden we storm, maar dat was heel normaal.
Op 13 februari 1947 arriveerden we via Hoek van Holland in de Schiehaven van Rotterdam waar we aanmeerden bij grote opslagloodsen van de Rotterdamsche Lloyd. In tegenstelling tot wat anderen vertelden, werden we niet verwelkomd door een muziekkapel. Het was berekoud en het vroor dat het kraakte. Er heerste een gedrukte stemming. In ganzenpas liepen we de loopplank af en we werden door een grote hal geleid. Op een bepaalde plaats werden we met DDT-poeder bestoven en als ik me goed herinner werden we ook nog vluchtig geïnspecteerd door een arts.
Neen, we hadden niemand die ons kwam afhalen! Mijn vader moest allerlei formulieren invullen en daarna moesten we wachten tot we werden omgeroepen. Het was pas 4 uur in de middag maar buiten was het al pikkedonker. We reden een hele tijd met een bus, maar we konden niets zien omdat de ruiten beslagen waren. Toen we eindelijk moesten uitstappen waren we in Bloemendaal. Huize Wingerd, een door het Rijk gevorderd opvanghuis voor repatrianten, een zogenaamd CBVO-pension. We kregen één kamer toegewezen voor ons zevenen. De kamer werd niet verwarmd en we zaten met onze winterjassen aan op de bedden omdat er niet genoeg stoelen waren.
We moesten al onze distributiebonnen inleveren en er was maar één kamer verwarmd: de eetkamer, waar we kennis maakten met de andere bewoners. Mijn vader werd verteld, dat hij zo snel mogelijk een ander onderkomen voor ons gezin moest regelen omdat ons verblijf in dit huis heel duur was. Hem werd bovendien te verstaan gegeven, dat hij ook de kosten voor onze overtocht moest terugbetalen. Mijn vader ontplofte en weigerde dit te doen.

Opbouwen van een nieuw bestaan in Nederland
We trokken naar Den Haag omdat we deze stad al kenden van ons verlof in Nederland. We belandden in de Boekhorststraat, een achterbuurt in de Schilderswijk van Den Haag. Geen van de oudere kinderen respecteerde nog langer het gezag van onze ouders. We voelden ons volwassen en konden zelf wel uitmaken wat goed was voor ons. Als het aan mijn vader lag, moesten we allemaal de militaire dienst in. Dan kostten we niets meer. Mijn vader werd met vervroegd pensioen gestuurd: een pensioen dat was gebaseerd op slechts weinig dienstjaren. We waren dus arme mensen! We gingen naar de ‘overbruggings-HBS’. Deze was gevestigd in Scheveningen en alle leraren kwamen ook uit Indië. Via de burgemeester kreeg ik een bewijs van onvermogen en daarmee diende ik, op geschept papier en met de vulpen geschreven, een rekest in bij ‘Zijne Excellentie de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen’, teneinde een renteloze lening te verkrijgen om verder te kunnen studeren. Ik was niet langer afhankelijk. De lening heb ik later tot de laatste cent terugbetaald.

Middelbare schooltijd en puberteitsjaren
De HBS was een gemengde school en dat was ik helemaal niet gewend na al die fraters in Indië, waarvan een aantal duidelijk pedofiele neigingen etaleerde. De Fraterschool was een jongensschool op Makassar. Ik ontwikkelde een gigantisch minderwaardigheidscomplex. Ik kon alles vertellen over overleven in een oerwoud, terwijl niemand daar belangstelling voor had, maar ik wist niet hoe ik me moest gedragen in een geciviliseerde wereld, hoe ik me moest gedragen in gezelschap, hoe ik in nette kleren moest lopen (tweede hands), of op schoenen moest lopen en met mes en vork moest eten.
Ik was verlegen, vooral als er meisjes bij waren! Een meisje was voor mij een wezen op een voetstuk, waar ik helemaal niet bij kon en alleen bestemd was voor stoere jongens. Ik wist niet hoe meisjes in elkaar zaten. Vrienden haalden me over om deel te nemen aan verjaarsfeestjes waar ook meisjes bij waren uitgenodigd en langzamerhand ontdekte ik, dat meisjes ook gewone mensen waren met goede en slechte eigenschappen. In de vakanties trok ik het land in om geld te verdienen met bijvoorbeeld aardappelen rooien of fruit plukken. Van mijn verdiensten ging ik wel eens met een vriend, al liftend naar België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland of Zwitserland. We sliepen in jeugdherbergen of zomaar langs de kant van de weg.

Ik nam me voor om, net als mijn vrienden, niet in Nederland te blijven wonen. Hier werd ik vaak gediscrimineerd. Dat was toen nog niet verboden. Ik werd geregeld beschimpt om mijn huidskleur en mijn afkomst. Na de HBS wilde ik in een buitenland een opleiding volgen, bijvoorbeeld voor boormeester of machinist. In ieder geval iets avontuurlijks. Maar voor alle opleidingen was ik al te oud. Ik ging toen maar naar de MTS, afdeling werktuigbouwkunde.
Na het behalen van dit diploma fietste ik (uit geldgebrek) met een vriend naar Denemarken en Zweden, op zoek naar technisch werk. Deze landen hadden geen oorlog gekend dachten we. Maar het enige werk dat werd toegestaan was agrarisch of horeca werk. We fietsten in totaal ruim 4000 kilometer. We staken over naar Engeland, Schotland en Wales, maar ook daar mochten we alleen in de bossen of op het land werken. Ik besloot terug te keren naar Nederland om van hier uit naar Amerika te emigreren. Omdat ik, in afwachting van mijn papieren, in mijn onderhoud moest voorzien, vond ik werk bij een grote Machinefabriek in Amsterdam. Deze baan bood mij zoveel perspectief, dat ik uiteindelijk in Nederland ben gebleven. Ik stichtte een gezin en ben nu, na 42 dienstjaren al geruime tijd gepensioneerd.

Frits Disco met presentatrice Margriet Vromans. Hij werd geïnterviewd door haar i.v.m. het uitbrengen van een dvd t.b.v. het informeren van scholen over de Tweede Wereldoorlog. Foto gemaakt te Huizen door zijn vrouw. Privécollectie Frits Disco

Eerste en tweede deel lezen?
Verdrongen verleden. Het levensverhaal van Frederik Disco (1)
Verdrongen verleden. Het levensverhaal van Frederik Disco (2)

 

1 thoughts on “Familieverhalen | Verdrongen verleden. Het levensverhaal van Frederik Disco (3)

  1. erg goed en indrukwekkend verhaal.

    Ik wilde hierbij toestemming vragen aan frederik disco , om zijn familie verhaal “verdrongen verleden te mogen plaatsen in ons Bongkonger uitgaven. Dit is een boekje voor de kampjongens van 10 jaar en ouder uit het kamp in indonesie.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.