Humphrey de la Croix
Proloog
Godfried Abraham Schotel werkte in 1981 op 77-jarige leeftijd op een kleine draagbare schrijfmachine zijn levensverhaal uit. Zijn zoon Jouke Adriaan Schotel heeft de oorspronkelijke teksten zoveel mogelijk gevolgd en er nu een bundel van gemaakt, groot 337 pagina’s op A-4 formaat. Het boekwerk is rijk geïllustreerd met veel authentieke foto’s en scans van persoonlijke documenten. In dit eerste deel komt de periode vanaf zijn geboorte in 1904 tot en met de jaren dertig aan de orde. Het tweede deel begint met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, waardoor alles voortaan ingrijpend veranderde voor Indische Nederlanders, Nederlanders en de inheemse bevolking van de archipel.
Vroege jeugd: Sumatra
Godfried Abraham Schotel is op 5 maart 1904 geboren in Scheveningen. Vader Adriaan was civiel ingenieur en geboren in 1878 in Keboemen, Midden-Java. Moeder was uit de familie Hoogesteger en in 1879 geboren in Siak op Sumatra. De beide families Schotel en Hoogesteger hadden al langer banden met Nederlands-Indië. Zo werkte opa Cornelis Johannes Schotel bij de dienst Burgerlijke Openbaare Werken, waar hij begon als opzichter en eindigde als architect. Toen vader Adriaan Schotel rond 1905 in Delft afstudeerde was het moeilijk voor een jonge ingenieur om werk te vinden; daarbij waren de salarissen laag. Daarom zal Adriaan Schotel naar Suriname zijn vertrokken toen hem daar een baan werd aangeboden. In 1906 bouwde hij mee aan de aanleg van de koloniale spoorwegen. Door malaria geveld vertrok hij weer naar Nederland. Gelukkig kwam het aanbod in Sumatra te werken bij de Landschapswerken in Medan, Noord-Sumatra. Godfried Abraham Schotel herinnert zich het grote huis op palen waarin het gezin woonde. Zelfs het vuurwerk ter gelegenheid van de geboorte van prinses Juliana op 30 april 1909 weet hij te memoreren.
Puberteit: Bandoeng, Tjirebon, Garoet
Rond 1910-1911 wordt vader overgeplaatst naar Java, waar hij na korte stops in Semarang en Magelang terechtkomt in Bandoeng. De woning is aan de Tamblonweg. Godfried Abraham moet kort daarop van zijn zusje afscheid nemen die kort na de geboorte overleed. De eerste keer naar school was in Bandoeng, de school was in de Schoolstraat. Vader Adriaan werd benoemd tot sectiechef van de spoorwegen waardoor het gezin naar Tjirebon verhuisde. Dat duurde niet lang en ze gingen weer naar Bandoeng. Schotel junior was een scherp observeerder. Hij vertelt dat de stoomlokomotieven in die tijd erg veel indruk op hem maakten. En hij herinnert zich de aanleg van elektriciteit; tot dan had alleen Hotel Homan daarover de beschikking gehad. Over de drinkwatervoorziening meldt hij dat dat werd geïmporteerd in flessen. Dat vanuit oogpunt van hygiëne en volksgezondheid. Het bekendste merk was Appollinaris, dat ook wel air belanda werd genoemd. De verhuizing naar Garoet met zijn gunstiger klimaat en schone lucht is in dit verband goed te begrijpen. In Garoet zag Godfried Abraham voor het eerst een (stomme) film in een rondreizende bioscoop. Er was onder andere een film met de toen bekende Franse komiek Max Linder. Omdat zijn ouders veel contacten hadden, maakte Schotel kennis met allerlei ideeën, standpunten die mensen zo kunnen hebben. Er kwamen bijvoorbeeld vrienden over de vloer die erg religieus waren. Opmerkelijk is dat Schotel vertelt dat hij er een hekel aan had dat zijn schoolmeester Lips een goed presterende Javaanse jongen, Soenardjo, als lievelingetje had. Maar hij was nu eenmaal de beste van de klas. Als faits divers haalt Schotel aan dat hij in die tijd auto’s zag van merken die niet meer bestaan, zoals Horch, De Dion Bouton, Panhard, Berliet. Ook was hij bekend met films van Charlie Chaplin en Harold Lloyd. Met vrienden sprak hij de Indische mengtaal Petjoh; van zijn ouders mocht dat niet. Zijn vriendjes waren divers qua afkomst: Chinees, Nederlands, Javaans en Indisch.
Middelbare schooltijd in Den Haag
Ondanks de Grote Oorlog die woedde besloot Adriaan Schotel Europees verlof op te nemen met het gezin. Vader Adriaan was recentelijk ziek geweest en geopereerd. Een verlofperiode zou hem goed doen. De reis ging vanuit Tandjoeng Priok op 12 april 1916 per s.s. Insulinde van de Rotterdamse Lloyd, met bestemming Rotterdam. De reis ging via Kaapstad en Las Palmas om Schotland heen. In de Noordzee was het gevaarlijk vanwege de vele mijnen die waren gelegd. Het gezin ging wonen in Voorburg in Villa Aleida op ’t Oosteinde. Nabij was de spoorlijn Den Haag-Rotterdam. Indische jongen Godfried Abraham had nog nooit een huis meegemaakt dat bestond uit (drie) verdiepingen, wat dus een prima speelplek werd. Hij ging naar de Delflandsche School in Voorburg, later naar de HBS aan de Stadhouderslaan in Den Haag. In de winter van 1916-1917 maakte hij kennis met sneeuw en vorst, niet lang daarna stond hij op de schaatsen. Vader Adriaan werd in de winter ernstig ziek en werd opgenomen in de dr. Le Noblekliniek in Den Haag. Gelukkig herstelde hij volledig en mocht weer naar Indië om te gaan werken. Al gauw ging hij vooruit per s.s. Noorddam van de Holland Amerika Lijn. Het gezin zou later volgen. De oorlog liep intussen naar zijn eind toe en het gezin dacht weer aan de terugkeer. Godfried Abraham zat inmiddels volop in de puberfase. Hij was recalcitrant, eigenwijs en ook sterk geïnteresseerd geraakt in de Russische Revolutie en het bolsjewisme. Bij sommige leraren maakte hij zich niet geliefd. Uiteindelijk besloot zijn moeder hem toch terug mee te nemen naar Indië. De woonplaats werd Bandoeng waar Adriaan Schotel in de wijk Kebon Djamboe aan d Emmalaan 19 een huis had gevonden. Voor Godfried Abraham was de fase naar adolescentie begonnen. Nieuwe interessen waren er in de vorm van jazz- en Hawaiianmuziek, maar ook klassieke muziek. Hij zat in de redactie van het schoolblad Pandora en was bestuurslid van HBS-vereniging Temesis.
Adolescentie: naar zee
Na de HBS ging de jonge Schotel in 1922 naar de Zeevaartschool in Tandjong Priok om stuurman bij de koopvaardij te worden. Hij begon samen met een twintigtal jongens van wie vooral Nederlanders en Indo’s, een Soendanees, een Javaan en Molukkers. De opleiding bevond zich op de s.s. Edi van de Gouvernements Marine. Godfried Abraham voltooide in 1923 met succes de opleiding met het diploma 3de stuurman Grote Handelsvaart (GHV). Potentiële werkgevers waren de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM) en de Gouvernements Marine. Zijn vader adviseerde hem naar Nederland te gaan om iets te vinden op de grote vaart. Hij kwam terecht op het schip s.s. Hoogkerk en maakte daarop reizen naar Zuid-Europa en Brits-Indië. In deze kolonie zag hij vele etnische groepen die de regio kende; ook zag hij veel armoede onder de mensen. Maar daarnaast ook veel mooie cultuurmonumenten in steden als Bombay, Karachi en Colombo. Ook kreeg hij kans de Himalaya te aanschouwen. Dichter bij huis in steden als Antwerpen, Hamburg leerde hij over de eigenheid van het nabije buitenland.
Terug naar Indië
Toen hem vanuit Indië het nieuws bereikte dat zijn moeder ernstig ziek was, hoefde Schotel niet lang na te denken naar haar toe te gaan. Hij nam ontslag maar kon niet meteen afreizen omdat hij eerst een retourvaart naar Brits-Indië moest uitdienen. De reis naar de Oost ging op bijzondere wijze: hij kon eerst mee met een speciale vlucht per Fokker VIIA van Rotterdam naar Marseille. Directeur Albert Plesman van de KLM en bevelhebber generaal Snijders duwden het toestel persoonlijk de startbaan op. Piloot was mr. Groeneveld Meyer, voorzitter van het Comité Vliegtocht Holland-Indië. Na deze vlucht ging het per s.s. Indrapoera naar Tandjong Priok, waar hij op 16 juni 1926 arriveerde.
Verder naar volwassenheid
Het verloop van de ziekte van zijn moeder had geen goede afloop. Zij overleed op 47-jarige leeftijd aan beenmergkanker. Eerder, in 1925 was vader’s broer Wim op Celebes door een amokmaker vermoord. En ook oom George was overleden, aan een hartkwaal. Godfried Abraham Schotel kreeg dus te maken met veel leed in directe familiekring. In het vinden van een nieuw, langdurig dienstverband was hij aanvankelijk niet succesvol. Omdat hij weer stond ingeschreven als inwoner van Nederlands-Indië werd hij ook nog eens opgeroepen voor nog niet vervulde militaire dienstplicht. Hij had geluk en kwam bij de Automobiel Compagnie van het 15e Bataljon in Bandoeng. Nu maakt hij het karakteristieke kazerneleven in de kolonie mee. Zelf goed gehuisvest in eenpersoonskamers, zag hij ook hoe Indische en inlandse militairen met hele gezinnen in even grote ruimten waren gehuisvest. Er was een zogenaamde vrouwenloods waar werd gekookt en de was gedaan. Een gepensioneerde militair was er de baas, geassisteerd door vrouwen van soldaten. Schotel en zijn dienstmaten konder er terecht voor koffie, thee en kleine hapjes. Het dienen in de compagnie was niet onprettig. De auto’s die werden gebruikt waren van oude Wichita’s en later oude Studebakers; Amerikaanse merken die vóór de Tweede Wereldoorlog erg bekend waren. In zijn diensttijd leerde Schotel Han Vogel kennen en die later met zijn zuster Ida zou trouwen, in die tijd 15 jaar oud. Een grote belevenis was de tocht over geheel Java die de compagnie aflegde. Op deze manier leerden ze het eiland beter kennen. De tocht eindigde in het Tenngergebergte, waar ze de vulkaan Bromo bereikten.
Plantersbestaan
Na het afzwaaien in april 1927 ging Schotel werken in de onderneming Branggah-Banaran bij Wlingi, Oost-Java. Dit bedrijf was van Han Vogel’s vader en het was een rubberonderneming met koffie als tweede gewas. Het werd dus geen koopvaardij meer; wel even spijtig maar zo kon hij ook hopleijk dichter bij vriendin Annie van Hardeveld. Zij was een vriendin van zijn zus Ida en vijf jaar jonger dan hij. Ze hadden elkaar leren kennen in Bandoeng. Maar na een ruzie met haar stiefvader was ze tijdelijk naar Palembang gestuurd waar haar vader woonde. Godfried Abraham mocht op het terrein van de onderneming een sienderan of opzichterswoning bewonen. Het gebied was tamelijk geisoleerd van de dichter bewoonde buitenwereld. Minder goed verkrijgbare producten als brood kwam uit Blitar. Dagelijks deeed een pesoeratan (postloper) te paard met twee grote blikken trommels de postronde. Het Javaanse personeel sprak alleen Javaans en Maleis werd door Europees personeel gesproken. De avonden waren het moeilijkst wanneer er niemand was om mee te praten en het erg stil en donker was. Toen kwam het bericht dat vader Adriaan Schotel op 20 mei 1927 was overleden. Zijn jongere broer Kees en zusje Ida en Nancy zouden bij tante Joh in huis worden opgenomen. Schotel zou zijn oudste en volwassen zus Béa in afwachting van haar huwelijk met Han Vogel, in huis nemen.
Het plantersbestaan was hard werken en lange dagen en weken maken. Schotel leerde daardoor erg veel nieuwe vaardigheden en deed veel kennis op. Ook leerde hij de Javaanse taal beter beheersen en kon meer en intensiever contact met de mensen hebben. Hij kon zich beter inleven in de andere culturen en begrip opbrengen voor de andere manieren van denken en doen. In zijn persoonlijke leven was de gezondheid van zijn vriendin op afstand (want woonachtig bij Kediri) een bron van zorg. Wat ze precies had, wisten de artsen niet te zeggen. Ze kwam vervolgens terecht in een desa in de buurt van Soerabaja om zich onder behandeling te stellen van een Chinese wonderdokter. Dat bracht niet het gewenste effect waarna ze in de koele omgeving rond Tretes terechtkwam. Door een samenloop van nieuwe ontwikkelingen ging Schotel de zorg dragen voor Annie, waarna ze besloten snel te trouwen op 3 april 1928. Schotel’s aanwezigheid op de onderneming werd echter dringend gewenst en hij ging terug. Vriendin Annie van Hardeveld ging met haar moeder naar Bandoeng, De echtelieden waren dus niet dicht bij elkaar. De drukte op de onderneming nam hem dusdanig in beslag dat het verlangen naar bij elkaar zijn, enigszins werd verdrongen. Godfried Abraham Schotel toont zich kwetsbaar en open over die tijd, waarin hij de zorg voor zijn vriendin destijds te veel zag als een romantische daad van zelfopoffering. In plaats van realistischer te zijn over het perspectief van een normaal huwelijk en gezinsleven in geval van een chronisch zieke vrouw die veel zorg nodig had en anderzijds een echtgenoot die zijn loopbaan zeer serieus nam. Schotel werd realistischer en maakte er het beste van. Mooi verhaal is de herinnering aan een schaaksimultaan met wereldkampioen dr. Max Euwe, die en toer door Indië maakte. Ook ging hij meer uit en maakte nieuwe kennissen. Grootste verandering was het gaan werken bij de NV Afscheep- en Commissiezaak v/h Esser in Pasoeroean per 1 december 1930. Vlak daarvoor ontving hij uit Amersfoort een brief van vrouw Annie. In zijn gekrenktheid kon hij de brief niet op zijn merites zien en legde deze terzijde. Niet lang daarna zou zij overlijden op 21 januari 1932. De ziekte die zij had was mogelijk een soort leukemie.
Periode op Bali vanaf 1930
Na Pasoeroean volgde overplaatsing naar Bali. Hij was al meteen onder de indruk en geboeid door de mensen en cultuur, die duidelijk anders waren dan op Java. Zijn kantoor zat in Denpasar. De werkzaamheden waren voornamelijk het agentschap voeren voor de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM) en het correspondentschap voor de Nederlandsche Handels Maatschappij (NHM) en het autotransportbedrijf leiden. Vrij snel deed Schotel veel nieuwe ervaringen en indrukken op. Zo organiseerde het Balihotel van de KPM Balinese dansvoorstellingen. Hij zag de beroemde kebjardanser I Mario op het hoogtepunt van zijn kunnen. Schotel maakte kennis met interessante mensen als de Mexicaanse schilder Miguel Covarubias, de journalist en kunstcriticus Jaap Houbolt en de schilder Rudolf Bonnet. Het werden vriendschappen voor het leven. De kennismaking met de Balinese cultuur, die opener, vrijmoediger en minder ingehouden was dan de Javaanse deed Schotel beseffen hoe weinig hij eigenlijk nog wist van de culturen en mentaliteiten in de kolonie. Maar hij wist deze kennisachterstand snel in te halen. Godfried Abraham Schotel maakte de opkomst van het toerisme mee, een geheel nieuwe bedrijfstak op Bali. Aangetrokken door de combinatie van het exotische, de libertaire sfeer en de schoonheid van de mensen en de natuur zag Bali een ander type Westerlingen arriveren. Een aanzienlijk deel van hen was kunstenaar zoals Rudolf Bonnet, maar er kwamen ook nieuwe talenten zoals Walter Spies. Deze was een begenadigd schilder en musicus met een sterk kosmopolitische inslag. Spies is een inspiratiebron geweest voor schrijfster Vicky Baum, bekend van haar roman Liebe und Tod auf Bali (1937).
Nieuw geluk
Voor Godfried Abraham Schotel was de verhuizing naar Bali het begin van een mooie en gelukkige periode in zijn leven. Naast de goede functie ontmoette hij interessante mensen en genoot hij van mens en natuur van Bali. Maar het grootste geluk was de ontmoeting met de Indische Pita Jacobs, die zijn partner zou worden. Het was liefde op het eerste gezicht en Godfried Abraham was zo vaak hij kon bij haar in Gjanjar. Zijn werkgever zag zijn trouwplannen niet zitten omdat hij verlangde dat Schotel zich vooral op het bedrijf moest concentreren; het was immers crisistijd. Maar het was een uitstel van korte duur en ze trouwden op 24 oktober 1932 te Kloengkoeng. In 1934 volgde de geboorte van dochter Rita en in oktober 1934 die van zoon Jouke. Schotel had dus een gelukkige fase in zijn leven bereikt, ook al woedde de crisis nog volop. Het deed geen afbreuk aan het goede leven op Bali. Interessante ontmoetingen bleven er: niet onvermeld was de kennismaking met Charly Chaplin, met wie hij zelfs nog een tennispartij speelde. De beroemd rijke Amerikaanse Barbara Hutton zag hij toen ze te gast was bij Walter Spies.
Naar Java en weer terug op Bali
Naast de economische crisis was er in 1934 de overplaatsing naar Banjoewangi op Java als een persoonlijke tegenslag. Ondanks dat was er gelegenheid nog een vakantie van twee weken te nemen. Met de auto trok het gezin naar Bandoeng en Batavia. Daarna hervatte hij het werk en Schotel was belast met het prauwenveer dat vanuit Banjoewangi overstak naar Bali. Hey veer vervoerde voornamelijk rubber, koffie, kopra, palmolie, rijst en bananen (pisang ambon) voor Australië. Op een dag werden de salarissen met 45% verlaagd in het kader van bezuinigingen. Het gezin Schotel moest een financieel moeilijke periode doorkomen, maar zijn sterke huwelijk en gezinsleven hielpen het de crisis door. Er zou nog een overplaatsing volgen naar Pasoeroean voordat het gezin naar Bali terugkeerde in 1936. Het was als vanouds maar intussen waren er wel veel bekenden naar elders vertrokken. Schotel werd geheel in beslag genomen door zijn werk en gezin. In januari 1936 kregen ze een mooie grote woning nabij de aloen-aloen in Denpasar. Met veel plezier verhaalt Schotel over de soms excentrieke buitenlandse kunstenaars die zich op Bali hadden gevestigd. Een nieuweling was de Belg Jean Le Mayeur (de Mèrprès) die met zijn jeugdige vrouw Ni Njoman Pollok, die later een bekende danseres werd, in Sanoer woonde. Een nieuwkomer was ook de Zwitserse schilder Theo Meier. Een volgens Schotel merkwaardige figuur was de Wit-Russische schilder Anatole Shister. De eerder genoemde Vicky Baum kwam hij enkele keren weer tegen bij Walter Spies. Verder ontmoette hij de bekende Amerikaanse antropologe Margarer Mead en haar Engelse vakgenote Claire Holt.
Het eind van de dertiger jaren: aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog
De economische crisis loste zich langzaam maar zeker op en Schotel en zijn gezin kropen uit het dal. In 1936 kwam het derde kind, zoon Johan Anton. Hoewel het met zijn werk goed ging, was het inkomenspeil vergelijkbaar met dat 1930, terwijl de algemene kosten van bestaan waren gestegen. Alles leek weer zijn normale gang te gaan. Het toerisme naar Bali nam alleen maar toe en bracht figuren uit alle windstreken. Het toch al kleurige leven op Bali werd rijker geschakeerd met al die import van creativiteit. Toch pakten zich nieuwe donkere wolken op de achtergrond samen. Japan was een oorlog tegen en op Chinees grondgebied begonnen, maar dat leek ver weg. In Europa roerde Hitler zich erg tot grote ongerustheid van Frankrijk en Engeland. In Nederlands-Indië kreeg de NSB een flink aantal aanhangers en sypathisanten achter zich. Leider Anton Mussert werd met enthousiasme ontvangen tijdens zijn bezoek aan Indië. Schotel heeft dus echter ook oog voor de binnenlandse politieke gang van zaken in Indië, maar schrijft er nogal afstandelijk over; hij oordeelt niet. Zo vernemen we niets over de grotere repressie van de inlandse politieke beweging die sinds het aantreden van Gouverneur-Generaal B.C. de Jonge in 1931 kenmerkend was. Bijzonder onderwerp waarop Schotel ingaat is de intolerante en repressieve houding van het Nederlands bestuur ten opzichte van homoseksuelen. Dit culmineerde in de arrestatie van een groot aantal van hen in 1938. In december werden Walter Spies en Jaap Houbolt gearresteerd. Schotel vond de houding van het bestuur nogal hypocriet. Jarenlang was er geen enkele aandacht voor homoseksuelen, van hun kennis en werk werd geprofiteerd en ineens waren ze tot paria’s verklaard. Naast arrestaties werden er personen ontslagen. Anderen hadden het kennelijk zien aankomen en hadden Indië voortijdig verlaten. Jaap Houboly kreeg van de autoriteiten gelegenheid met Schotel te praten over het beheren van de kunsthandel tijdens zijn detentie. Schotel deed dat zonder aarzeling en bekende tegenover Houbolt te hebben vermoed dat hij homoseksueel was. Schotel beschrijft verder hoe aan het eind van de dertiger jaren de Nederlandse aanwezigheid meer dan vanzelfsprekend leek. De economische activiteiten namen weer toe, de werkgelegenheid steeg en ook het inkomen weer. Symbolisch voor de Nederlandse glorie waren de jaarlijkse zogenaamde Openbare Gehoren, de officiële ceremonie op de verjaardag van koningin Wilhelmina op 31 augustus. Bestuurders vanaf de leidinggevende rangen, ondernemers en militairen trokken hun galatenue aan om aan de plechtigheid mee te doen in de pendopo (voorgalerij) van het huis van de resident van Bali. Het Wilhelmus werd afgedraaid en de resident hield een toespraak. Groot feest was er ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard in januari 1937. Het Nederlandse bestuur over Indië leek op zijn hoogtepunt te zijn aangekomen. Van reële ongerustheid in de kolonie was echter geen sprake. Totdat met de invasie van Polen de Tweede Wereldoorlog op 1 september 1939 was uitgebroken. De gebeurtenissen daarna zijn welbekend. Persoonlijk werd het gezin in oktober 1939 zwaar getroffen met het overlijden van oudste kind Rita. Ze stierf aan de gevolgen van de complicaties van appendicitis en buikvliesontsteking. Voordat de naderende oorlog dat zou doen, markeerde vooral deze tragische gebeurtenis in het privéleven het einde van een gelukkige periode en een historisch bewogen decennium.
Epiloog eerste deel
Godfried Abraham Schotel heeft met zijn nauwkeurige aantekeningen een bijzonder beeld van binnenuit gegeven over de laatste dertig jaar van Nederlands-Indië. In de memoires komen de grote geschiedenis en de persoonlijke samen in een kleurrijk overzicht. Weliswaar met een voor die tijd normale afstandelijkheid, weet hij intiemere details toch invoelbaar te maken. Voor jongere generaties zou het zeker een levendig beeld weergeven over een geschiedenis die tot nu toe en met name op dit microniveau, weinig bekend is. Voor de historicus is Tussen Agoeng en Gedeh naast literatuur ook nog eens een bron uit de historische periode zèlf. Een kritische kanttekening is dat de leesbaarheid gediend zou zijn met de keuze voor een ander dan het gebruikte Copperplate Gothic light in kapitaal. En een indeling in meer hoofdstukken, paragrafen en met aanduiding van categorieën als historisch, economisch, natuur en volk, privéleven, loopbaan en dergelijke zouden de chronologische indeling meer diepte hebben gegeven alsmede meer duiding. Het boekwerk heeft het karakter van een verslaglegging, voeg daarbij de afstandelijke manier van schrijven waardoor de lezer soms kan verlangen naar ankerpunten of tussentijdse conclusies van beschouwende aard. In het tweede deel zal de periode vanaf de Tweede Wereldoorlog tot aan het definitieve vertrek uit Indonesië worden behandeld. Met dank aan de heer Jouke Schotel voor zijn opmerkingen.
Het andere artikel in deze tweedelige publicatie:
Tussen Agoeng en Gedeh. Levensbeschrijving G.A. Schotel 1904-1983. Deel 2. Periode Tweede Wereldoorlog tot repatriëring naar Nederland in 1958