Humphrey de la Croix
Woord vooraf
De geschiedbeoefening over Indische Nederlanders vindt voornamelijk plaats dáár waar de meesten van hen wonen: in Nederland en Noord-Amerika. Er zijn mensen die dat in het perspectief van een Indische diaspora plaatsen. We mogen gelukkig constateren dat in de laatste 25 jaar de productie van geschiedenisboeken, documentaires en films over de geschiedenis van Indische Nederlanders flink is gegroeid.
De aandacht voor Indo’s die er niet in zijn geslaagd te repatriëren of gekozen hebben in Indonesië te blijven, is echter achtergebleven. De banden met Nederland zijn altijd gebleven, niet altijd via familie of vrienden maar ook mentaal. Indo’s zijn ook zich Nederlander blijven voelen. IndischHistorisch.nl zal met een aantal artikels deze “achtergebleven” Indischen en hun levensverhalen uit de vergetelhoek proberen te halen.
Eddy Samson is op 3 april 1934 in de Boomstraat in Surabaya geboren uit een Indische vader en een Menadonese moeder. Vader was Johannes Alexander Samson (Madiun 1907) en moeder de Menadonese Femina Korang. Hij vertelt dat zijn familie ook een gedeeltelijk Portugese oorsprong heeft. De overgrootvader van vaderszijde was een volbloed Portugees, die een Molukse vrouw trouwde. Opa van vaders kant was gehuwd met Augustien Abels, een totok.
Eddy Samson is getrouwd met een Indonesische en heeft vier kinderen, Fabian, Febe Augustien, Johannes en Eduard. Hij is in Surabaya opgegroeid in de Boomstraat, de huidige Jalan Brambangan. Vader Samson was vóór de oorlog ambtenaar bij de Staatsspoorwegen. Eddy Samson’s komt met al die gemengde relaties uit een echte Indo-familie.
De oorlogsjaren
Toen de oorlog Nederlands-Indië had bereikt, was vader Johannes ingedeeld bij de Luchtbeschermingsdientst (LBD). Na de capitulatie in maart 1942 kwam hij terecht in de Jaarmarktgevangenis, waar hij twee jaar zou zitten. Daarna lieten de Japanners hem “vrij”, dat wil zeggen: hij moest spoorwegen gaan aanleggen. Dat zou duren tot half 1945, niet lang voordat de oorlog zou eindigen. De jonge Eddy zat toen met moeder in een huis aan de Jalan Kendjeran, de dienstwoning van vader.
Voor Eddy was de Japanse tijd de eerste grote ingreep in zijn leven: de school werd bijna vier jaar onderbroken, de toekomst en eigen leven waren onzeker geworden, en het gezin ondervond aanzienlijke materiële achteruitgang omdat bezittingen moesten worden verkocht om te overleven.
Bersiaptijd en Indonesische vrijheidsstrijd
Eddy vertelt al snel over de Bersiaptijd die direct aansloot op het einde van de oorlog. Hij zegt dat de pemoeda’s, jonge revolutionairen, zijn vader op een dag opwachtten om hem aan te spreken op zijn werk dat hij voor de Japanners had gedaan en op het feit dat hij in 1945 vóór hun capitulatie was vrijgelaten. Eddy merkt op dat deze pemoeda’s vóór de oorlog bij de spoorwegen, de ondergeschikten waren van zijn vader. Hij maakt hier de toespeling op persoonlijke rancune en afrekening als motieven voor hun optreden. Dus niet zozeer gedreven door het ideaal van de onafhankelijkheid. De 12-jarige Eddy heeft meegemaakt dat zijn ouders door pemoeda’s werden afgeranseld.
In die roerige tijd vertrokken Eddy’s moeder en de kinderen naar Tambaksari, waar hij voorheen ooit op school had gezeten. De wijk was een buurt waar veel Indo’s , Menadonezen en Molukkers zaten. Moeder heeft toen gewerkt in een gaarkeuken van een opvangkamp voor Nederlandse en Indische ex-krijgsgevangenen en burgers die geen huis meer hadden of in afwachting waren van een verhuizing of een gezinshereniging. De wijk stond onder bewaking van pemoeda’s. Op een dag gelastten dezen de in de keuken werkzame vrouwen te evacueren en ze zouden via Mojokerto westwaarts richting Jombang gaan. Meerdere Indo-families werden toen geëvacueerd. Eddy herinnert zich dat een familie Soemobito daartoe behoorde en een van zijn tantes. Omdat Eddy tijdens de werkuren van zijn moede meestal ging rondzwerven in de stad, was hij op het moment van de evacuatie gescheiden van zijn moeder. Hij wist niet waar ze was toen hij haar aan het eind van de dag weer opzocht. Dit kwam echter goed omdat het transport niet meer is doorgegaan.
Het vlagincident 19 september 1945
Tijdens een van zijn zwerftochten door Surabaya kwam Eddy Samson op 19 september 1945 terecht in het centrum van de stad, in Tunjungan. Samen met een groep jongens uit allerlei hoeken van de stad, waren ze op zoek naar andere vrienden. Ze stonden op een gegeven moment voor het gebouw van de vrijmetselaarsloge De Vriendschap. Daar kwamen ze vaak omdat het tijdelijk in gebruik was als opvangkamp en er veel Indo’s en Nederlanders zaten. Eddy werd er getuige van de gebeurtenis die later bekend is geworden als het vlagincident. Op dat moment haalden Indonesiërs op het dak van het Oranje Hotel, toen nog met de Japanse naam Yamato Hotel, de Nederlandse vlag naar beneden. Ze scheurden de blauwe baan eraf en hesen de vlag als de Indonesische rood-witte.
In het gebouw De Vriendschap logeerden op dat moment Nederlandse en Engelse paratroopers én mr. Willem Ploegman. Deze voorzitter van de afdeling Surabaya van het Indo-Europees Verbond stond op de nominatie de eerste Indische burgemeester van de stad te worden. Ploegman zag de revolutionaire Indonesiërs de vlag strijken en wilde hen beletten de vlag te schenden en stak de straat over richting het hotel. Eddy Samson vertelt dat de straat intussen was volgelopen met pemoeda’s en andere Indonesiërs, die met genoegen het tafereel meemaakten. Toen gebeurde het snel: Ploegman werd vanuit de massa mensen neergestoken door iemand met een bajonet. Eddy Samson zag hem ineenzijgen. Indische jongens die in De Vriendschap waren, kwamen snel naar buiten en tilden het lichaam van Ploegman op en brachten het naar binnen. Het bleek dat het slachtoffer op dat moment nog leefde, hij ademde zichtbaar. Hij werd per auto getransporteerd naar de Centraal Burgerlijke Ziekeninrichting aan de Jalan Simpang. Mr. Ploegman zou onder zijn verwondingen bezwijken. Het vlagincident zou in oktober en november worden gevolgd door veel gewelddadiger en heftiger momenten van een nieuw uitgebroken oorlog.
De slag om Surabaya
Achterom kijkend zegt Eddy Samson dat hij en andere jongens erg roekeloos zijn geweest en niet bewust van de risico’s die ze als Indo liepen. Soms was er een handgemeen met intimiderende Indonesiërs, maar bang is hij niet geweest. In ieder geval heeft hij de gewelddadige en dramatische gebeurtenissen van oktober en november 1945 van dichtbij meegemaakt. Zo herinnert hij zich de komst van de Britse Ghurka-militairen in de loop van oktober en de strijd die ze meteen moesten leveren tegen de pemoeda’s die de stad hadden bezet toen er na de Japanse capitulatie een machtsvacuum was ontstaan. Naast beschietingen met kanonnen en tanks, bombardeerden de Engelsen de stad vanuit de lucht. Het was ook echt oorlog. De pemoeda’s werden nog een geduchte tegenstander omdat ze erin slaagden de Japanners te ontwapenen en hun magazijnen in bezit te nemen. In diezelfde maand was er voor Eddy Samson ook goed nieuws: vader was weer terug en het gezin herenigde zich in het zogeheten B-kamp in de havenwijk Perak.
Op 26 oktober 1945 bereikte brigade-generaal A.W.S. Mallaby met de gouverneur Suryo van Surabaya een overeenkomst over een bestand. Een belangrijk onderdeel ervan was dat de Indonesiërs niet zou worden gevraagd hun wapens over te dragen. Echter, als gevolg van een misverstand tussen Mallaby in Surabaya en generaal Christison in Jakarta, strooiden de Britten op 27 oktober per vliegtuig folders boven de stad uit waarin juist stond die wapens te overhandigen. De Indonesiërs voelden zich verraden en het bestand liep gevaar. Brigade-generaal Mallaby was zich dat niet bewust en op 30 oktober ging hij zelf de stad rond om het bestand kenbaar te maken. Aangekomen bij de later geheten Rode Brug, Jembatan Merah, stuitte hij op revolutionairen. Daar is Mallaby omgekomen in nogal onduidelijke omstandigheden.
De Engelsen zijn als reactie daarop 10 november 1945 een offensief begonnen met inzet van schepen, vliegtuigen, tanks en extra troepen. De stad werd binnen drie dagen ingenomen, gevechten zouden nog drie weken duren. Voor Indonesiërs is ondanks de nederlaag Surabaya de stad van de helden geworden. Monumenten en beelden op verschillende plekken in de stad houden de herinnering overeind.
Evacuatie naar Menado
De Nederlandse regering adviseerde Indo’s en Nederlanders aan naar Nederland te gaan om in een veilige omgeving bij te komen. Eddy’s vader had daar wel oren naar, maar moeder wilde liever richting de familie in Menado. Eind 1945 vertrekt het gezin daarheen om na een jaar weer terug te keren in Surabaya. Vader kon in Menado aan de slag op het belastingkantoor, zodat hij ondanks de staat waarin de (voormalige) kolonie zich bevond zijn gezin kon onderhouden. Eddy ging weer naar school en kwam in de zogenaamde voorklas terecht, die hem moest voorbereiden verder te gaan op de MULO.
Terug naar Surabaya
Vader kon weer werken bij zijn oude werkgever de Staatsspoorwegen. Eddy kreeg de kans naar de zogeheten Herstel-MULO te gaan. Dit onderwijs heette zo omdat er na de onderbreking door de oorlog in het curriculum aansluiting moest worden gezocht naar het lesprogramma zoals dat tot de Japanse bezettingstijd eruit zag. Eddy zat op de Moendoeschool in Tamansari en behaalde al in 1947 het diploma van de MULO. In 1950 wilde hij naar de HBS op de Soerabaja School Vereniging, locatie Gentengkali-Zuid. Hij heeft daar twee jaar op gezeten en doubleerde. Een diploma halen lukte ook niet omdat de school na de soevereiniteitsoverdracht niet meer open ging. Voor Nederlands onderwijs was er geen plek meer in de jonge republiek, die de herinneringen aan de koloniale periode leek te willen wissen.
Na 1950 als burger van Indonesië én Indo
In 1951 slaagde Eddy erin bij het handelshuis Lindeteves-Stokvis NV te werken als volontair, terwijl hij ook nog school volgde. Dat zou hij één jaar doen. Het kunnen verdienen van geld was een nieuwe gewaarwording. Inkomen betekende meer vrijheid, leuke dingen doen en interessante mensen ontmoeten. Vader zou tot 1957 bij de Staatsspoorwegen werken voordat de Indonesiërs het bedrijf nationaliseerden. Eddy ging na Lindeteves naar de tweejarige zeevaartschool in zijn eigen Surabay en behaalde het diploma “Indonesische Kleine Vaart”. Als leerling-stuurman werkte hij van 1952 tot 1953 bij de Nederlandse rederij KPM (Koninklijke Pakketvaart Maatschappij). Vanaf 1954 stapte hij over naar de Nederlandse Handelsmaatschappij, om van 1955 tot 1962 te werken bij het veembedrijf Strohoedenveem.
In Indonesië blijven of naar Nederland?
In de jaren vijftig had vader Samson zijn paspoort ingeleverd ten gunste van de Indonesische nationaliteit, de warga negara. Reden hiervoor was dat hij daarmee zijn opgebouwd pensioen zou kunnen behouden. Eddy begrijpt de beslissing van zijn vader, maar heeft moeite met de consequenties. Zijn redenering is dat hij als minderjarige niet kon en mocht meebeslissen over zijn eigen lot. In de optieverklaring had zijn vader de namen van zijn vrouw en zoon Eddy niet genoemd. Eddy meent dat dit een onrechtvaardigheid is die zijn lot heeft bepaald om in Indonesië te moeten blijven, ook al was hij toen nog minderjarig.
De keuze voor het Indonesische burgerschap leek een goede omdat Nederland en Indonesië een solide overdracht hadden geregeld. Maar al zeer snel wilde Indonesië diverse afspraken niet nakomen. Alles wat Nederlands was raakte min of meer verdacht, eerst werd onderwijs alleen in het Indonesisch toegestaan, vervolgens werden (Indo-)Europeanen dwarsgezeten, geintimeerd en bedreigd met verlies van hun baan of gewoonweg fysiek. Sociaal-economisch ging het intussen achteruit met het land. De voormalige kolonisator werd de zondebok en Nieuw-Guinea nog onder Nederlands bestuur, werd de aanleiding om een breuk te forceren. In 1957 werden Nederlandse bedrijven genationaliseerd en Indo’s en Nederlanders letterlijk weggejaagd.
De jaren zestig in Indonesië
De periode 1957 tot 1967 was volgens Eddy Samson een heel moeilijke. Indo’s werden er op aangekeken Nederlanders te zijn en werden daarom tegengewerkt. Banen moesten worden afgestaan ten gunste van Indonesiërs, scholen werden gesloten en het was verboden Nederlands te spreken. Daarbij kwam nog dat het eind jaren vijftig moeilijk was om werk te vinden. In de praktijk kon Eddy Samson dat oplossen door zwart aan het werk te gaan als o.a. chauffeur of losse werkkracht bij allerlei werkgevers en bedrijfjes. Deze situatie duurde tot ongeveer 1967. Op de vraag wat het jaar 1965 betekende toen Soeharto de macht van Soekarno overnam en de Nieuwe Orde, Orde Baru, vestigde, antwoordt Eddy Samson dat iedereen gedwongen werd het land van communisten te zuiveren. Met name betekende dat een extra in de gaten houden van Chinezen omdat de veronderstelling was dat zij loyaal waren tegenover de Volksrepubliek. Het was een gevaarlijke periode omdat je niet wist of iemand jou kon aangeven of je nu communist was of niet. Angst en wantrouwen maakten het leven onaangenaam. Je kon het beste niet tegen de heersende machten in te gaan.
De wens te vertrekken, nooit toegelaten tot Nederland
Vanaf de vroege jaren vijftig begon Eddy Samson zich al minder prettig te voelen in Indonesië. Hij heeft in 1950 en 1951 pogingen gedaan om als verstekeling naar Nederland te reizen. Eerder, in 1945 en zonder dat zijn ouders het wisten had hij dat ook al geprobeerd. Het zien vertrekken van Indische kennissen en vrienden in de gewelddadige en angstige maanden na 17 augustus 1945, had bij hem ook een verlangen gewekt eens te zien wat Nederland nu voor een land was. Hij zag de schepen gaan waarop hij ook wilde meevaren. En dat deed hij ook op de Zuiderkruis toen hij zich aansloot bij een groep Indo’s die gingen vertrekken. Maar verder dan Singapore kwam hij niet; nadat de douane hem ontdekte werd hij op een vrachtboot retour Surabaya gezet. De tweede poging in 1947 met de Johan van Oldenbarnevelt eindigde opnieuw in Singapore. Eddy Samson zegt te zijn verraden, maar weet niet door wie. Het driemaal is scheepsrecht kwam niet uit in 1951. Aangemonsterd als werknemer-volontair wederom met een groep Indo’s, volgde dezelfde afgang als de voorgaande twee keer.
Eddy Samson besloot in de jaren zestig de officiële weg te bewandelen met het aanvragen van een visum voor Nederland. Op de eerste en tweede aanvraag in respectievelijk 1957 en 1960 kreeg hij afwijzingen. Op zijn smeekbrief van 1963 direct gericht aan de koningin kreeg hij in 1966 een afwijzend besluit. De redenen van afwijzing zijn hem nooit duidelijk geworden. Hierna heeft Eddy Samson zich erbij neergelegd. “Sudah, ik denk dat het geluk wat dat betreft niet voor mij is weggelegd”. Wilde hij dan zo graag een Nederlander zijn? Nee, dat was niet zozeer het punt. Hij is kind van beide culturen en landen. Eddy Samson voelt zich een Indo, houdt van Indonesië maar ook van Nederland, het verre land dat zijn leven mede heeft bepaald en dat hij ook altijd zelf wilde ervaren als inwoner. Die historische verbondenheid met Nederland voelt hij als een deel van zichzelf en zal er altijd blijven. Bij zijn kinderen en kleinkinderen ligt dat anders. Zij voelen zich geen Indo maar zijn zich bewust van hun afkomst.
Indonesië in de jaren zestig
Langzaam maar zeker werd Indonesië een stabiel land, al was dat als gevolg van een harde dictatuur en een keihard optredend leger. In 1968 herstelden de diplomatieke betrekkingen met voormalig kolonisator Nederland. Eddy Samson ging het intussen ook beter. In 1970 was hij in dienst van Tegra (Teeuwen Graanhandel) dat gevestigd was in Nederland, in het Noord-Brabantse Rijen. Het bedrijf was op zoek naar een Nederlands sprekende opkoper van caplex (voer op basis van gedroogde cassave). Eddy Samson bleek over de kwalificaties te beschikken en hij werd de tussenpersoon voor Tegra in Indonesië. Het salaris was goed en hij had een leuke baan waarin hij succesvol was.
In 1972 besloot hij toch iets anders te gaan doen en koos voor een bestaan op zee. De drang om Nederland toch ooit te zien bleek te groot. Hij is toen wel in Rotterdam aangekomen, maar mocht niet van boord omdat hij geen visum had. Wél heeft hij de Hollandse duinen gezien en kanalen, veel en grote kanalen (waarschijnlijk bedoelde hij de Nieuwe Waterweg) voordat het schip kon aanleggen. De vaderlandse bodem was toen héél dichtbij.
Na Nederland letterlijk slechts te hebben gezien vanaf de boot, berustte hij in het kennelijke lot dat voet zetten op Nederlandse bodem er niet in zat. Het varende bestaan ruilde hij in voor een betrekking bij de tandpastafabrikant Prodent. Het was een goede baan in de marketing. In 1990 toen hij 56 werd kreeg Eddy Samson de gelegenheid het pensioen in een keer af te kopen en te stoppen met werken. Toch heeft hij op verzoek van het bedrijf er nog twee jaar gewerkt om zich daarna te storten in nieuwe interessen.
Pensionering: nieuwe activiteiten
Wat Eddy Samson na zijn actieve loopbaan is gaan doen, verschilt niet van dat van vele gepensioneerden in Nederland. Hij vervulde taken in de vakbond voor de chemische industrie Federasi Buruch Pekerja Seluruh Indonesia (FBSI). Maar de grote passie is geworden de oprichting in 1999 van de huidige Indo Club Soerabaya, dat in het begin het Bureau De Indo heette. Guus Kost en F. van Lichten waren de mede-oprichters. Doel was om de Indo’s te vinden en in het bijzonder de ouderen, van wie ze vermoedden dat een aantal wel steun konden gebruiken. En anders wel uit een isolement moesten worden gehaald. Bezorgdheid was er bij de oprichters of deze Indo’s genoeg inkomen hadden en hoe het met hun gezondheid en welzijn was gesteld. Zelf Indo’s zijnde die het na moeilijke jaren goed is gegaan, beseften ze dat niet iedereen dat tot stand heeft gebracht. Signalen zijn er natuurlijk altijd geweest omdat ze bekend waren met de Stichting Hulp aan Landgenoten in Indonesië, HALIN. En uit eigen waarnemingen wisten ze van het bestaan van armlastige Indo’s . Eddy Samson en zijn companen voelden de sterke behoefte en noodzaak die mede-Indo’s te bereiken, die misschien te malu waren zich te melden of die niet de beschikking hadden over de (informatie)kanalen om zich bekend te maken. Eddy Samson gebruikte zijn kwaliteiten als netwerker en wist mensen in Indonesië en Nederland enthousiast te krijgen voor zijn plannen.
Een andere belangrijke activiteit is zijn betrokkenheid bij het behoud van het cultureel erfgoed in Surabaya. In het bijzonder dat van gebouwen met een (kunst)historische waarde uit vooral de periode 1850-1950. Veel van deze gebouwen mochten niet worden gesloopt maar leden vervolgens structureel aan het nodige onderhoud. Het tropische klimaat maakt dat des te noodzakelijker. Het gevolg daarvan is dat de gebouwen er vuil en vervallen uitzien. Eddy maakt deel uit van de Poesaka Soerabaja, dat sinds 2010 een samenwerkingsverband is tussen 25 verschillende initiatieven ter behoud van het erfgoed. Eddy Samson is zelf ook nog eens een adviseur van het gemeentebestuur op dit onderwerp.
Recent
Eddy Samson heeft medewerking verleend aan de televisieserie Van Dis in Indonesië, die in 2012 is uitgezonden door de VPRO. Na mijn gesprek met Eddy was mijn conclusie dat Van Dis welhaast niet om hem heen zou kunnen. Daarnaast heeft hij meegewerkt aan een programma van Omroep Max over Indo’s in Indonesië. De uitzending zal zijn op november 2012.
Eddy Samson is duidelijk geen persoonlijkheid die low profile opereert. Vanuit betrokkenheid bij zijn Indische medemens en het Nederlands cultureel erfgoed zet hij zich actief in. Met name via PR-achtige activiteiten en het voortdurend onderhouden van zijn netwerken. Hiermee draagt hij bij aan het in stand houden van een Indische gemeenschap in Indonesië, meer dan een halve eeuw na het einde van Indië.
Daarnaast blijft hij een intermediair tussen o.a. de stichtingen HALIN en Tileng, particulieren enerzijds en de Indische gemeenschap anderzijds. Eddy Samson houdt daarmee de vinger aan de pols bij zijn mede-Indo’s die in kwetsbare situaties verkeren.
Meer informatie
Internet
Stichting HALIN (Hulp aan landgenoten in Indonesië)
Stichting Help de Indischen in Indonesië
Stichting Tileng
Surabaya Heritage Society
Surabaya Memory (project van Petra Universiteit)
Literatuur
Vilan van de Loo, Familie gebleven. Hulp aan landgenoten in Indonesië, Edam 2009.
U,verhaal vond ik heel mooi,ik zelf ben ook geboren in Soerabaya.Toen ik 15 jaar was ben ik met mijn ouders naar Nederland gegaan.Nu over drie weken ga ik eindelijk mijn geboorte land en natuurlijk mijn geboorte plaats Soerabaya terug zien,spannend.Groetjes.
Een mooi verhaal!
Ik ben op zoek naar m’n schoolvriendin van de HBS in Dongen.
Haar naam is Jane Samson.Ze woonde met haar familie in Rijen ( NBr.)
Ze zal ongeveer midden 60 – 65 naar oud zijn.
Misschien kent iemand haar ?
Ik zou het erg leuk vinden haar weer eens te zien.
Hartelijk dank.