Inleiding
In de delen 1, 2 en 3 van deze vijfdelige serie over het Indisch verzet, is een overzicht gegeven hoe het verloop is geweest van verzetsactiviteiten in bezet Nederlands-Indië. Ik ben in het eerste deel ingegaan op het gebrek aan steun van de Indonesische bevolking en haar coöperatieve houding tegenover de Japanners, het succesvolle opereren van de Japanse en Indonesische inlichtingendiensten. Ten slotte was er de afwezigheid van genoeg professionele verzetsdeelnemers; de meeste verzetsdeelnemers werden vooral gedreven door het idee van een spoedige bevrijding. Ter illustratie van een grotere verzetsgroep die kenmerkend was voor het Indisch verzet heb ik de groep-Meelhuysen genoemd, geformeerd in Soerabaja rond kapitein W.A. Meelhuysen. Deze verzetsorganisatie werd uiteindelijk al vanaf december 1942 onttakeld door de Japanners en definitief uitgeschakeld in het voorjaar van 1943.
Het tweede deel liet voorbeelden zien van gepleegd verzet op Noord-Sumatra, De Kei-eilanden en Nieuw-Guinea. Anders dan in deel 1 heb ik naast literatuur geput uit primaire bronnen: uit de eerste hand verkregen informatie in gesprekken met voormalige verzetsdeelnemers. Om redenen van privacy zullen deze deelnemers voorlopig anoniem worden opgevoerd. Mogelijk dat binnen afzienbare termijn de namen bekend worden gemaakt.
Deel 3 behandelde voornamelijk het verzet in Mori op Midden-Celebes (Sulawesi) dat tot de meest succesvolle en uitgebreidste heeft behoord in bezet Nederlands-Indië. Een groot deel van de informatie is geput uit het boek Guerilla in Mori (1990) van journalist en schrijver Michiel Hegener. Het was bij uitkomen het meest uitgebreide werk over het Indisch verzet. De strijd in Mori was een moedige, maar uiteindelijk moesten de verzetsstrijders het met hun lichte wapens en gebrek aan communicatiemiddelen afleggen tegen de Japanse overmacht. Naast de guerillastrijd op Midden-Celebes is in deel 3 aandacht geschonken aan het verzet in de zuidelijke Molukken op eilanden van de Babar eilandengroep. De strijd tegen de bezetter was kleinschalig, erg direct gericht op zoveel mogelijk schade toebrengen en zo min mogelijk meewerken met de Japanners.
In dit vierde deel belichten we verzetsactiviteiten op Timor; een weinig bekend verhaal over een eiland waarover toen ook niet veel naar buiten kwam. Ten slotte keren we terug naar Java en zoomen in op de streek rond Gombong in Midden-Java, waar een ondergrondse beweging eigenlijk niet is toegekomen aan gewapende confrontaties met de vijand en saboteren van objecten. Het is wel een voorbeeld van de wil om door te vechten ondanks de overmacht en gebrek aan steun onder de bevolking.
Verzet op Timor
Het eiland Timor behoorde ten tijde van het Nederlandse en Portugese koloniale bewind tot de verder van het centrumeiland Java gelegen gebieden van de kolonie. Timor was zéker geen alledaags gespreksonderwerp. Maar het was toch hier en op Nieuw-Guinea dat het verzet tegen de Japanners het langst heeft geduurd. De guerilla op Timor is daarbij het enige verzet in de archipel geweest, waaraan door het Geallieerde Opperbevel (o.l.v. generaal Douglas MacArthur) een volwaardige plaats is gegeven in de oorlogsstrategie.
Op 20 februari 1942 landden 5000 Japanners bij de hoofdstad Dili, de hoofdstad van Portugees Timor en bij Koepang, de hoofdplaats van het Nederlands-Indische deel van het eiland. De verdediging bestond uit 500 man KNIL-troepen en Australische eenheden ter grootte van anderhalf bataljon infanterie (rond de 200 man), die zich deels op het Portugese deel bevonden. De Portugezen hadden namelijk amper militair personeel om het gebied te verdedigen. Op 23 februari 1942 viel Koepang in handen van de vijand. De Australische troepen vielen uiteen in kleine groepjes die op de vlucht sloegen naar het berggebied zuidelijk van Dili. Ongeveer 125 KNIL’ ers ontsnapten oostwaarts naar Atamboea (nu: Atambua), vlak bij de grens met het Portugese deel van het eiland en voegden zich bij de 100 man KNIL-troepen die daar al waren. Maar ook deze plaats moest worden opgegeven en werd op 1 maart bezet. De richting Atamaboea terugtrekkende KNIL’ er stonden onder bevel van territoriaal commandant luitenant-kolonel W.E.C. Detiger. Deze besloot op 4 maart 1942 met een deel van de troepen zich over te geven. De resterende troepen hadden zich teruggetrokken in de bossen en berggebieden om zich te hergroeperen en te beraden op nieuwe acties. Ze telden bij elkaar ongeveer 120 KNIL’ ers en 200 Australiërs. 1)
De commandant van de Nederlands-Indisch en Australische troepen luitenant-kolonel N.L.W. van Straten was op 27 maart 1942 aangekomen in Atamboea. Hij besloot zijn troepen te hergroeperen en tot een guerillastrijd over te gaan. De KNIL-miltairen zouden zich op Koepang richten en de Australiërs op Dili. Op 15 mei 1942 voerden ze een succesvolle aanval op Dili uit en op 20 mei volgde een heuse gecoördineerde actie. De guerillastrijders wisten zich in hun acties gesteund door gepensioneerde Timorese KNIL-militairen.2) Het verzet slaagde erin radioverbindingen te onderhouden met de Geallieerden in Australië. Dat leidde vanaf 24 april 1942 tot bevoorradingen uit de lucht. De activiteiten waren in de eerste maanden vooral verkennen en doorgeven van lokale informatie naar Australië. Het was generaal MacArthur zelf die had verordonneerd dat de guerilla zo lang mogelijk moest doorgaan met verkennen en doorgeven van informatie. Waar mogelijk moest de vijand ook met directe aanvalsacties worden bestreden. Vanuit Australië volgde enkele malen luchtsteun in de vorm van droppings van goederen en bombardementen. Bij een van deze aanvallen sneuvelden in één keer 20 Japanners in hun stelling. 3)
De guerilla veranderde vanaf juni in het meer zoeken van confrontaties met de vijand. De KNIL’ ers leden naar verhouding geringe verliezen, terwijl de Japanners meer doden en gewonden telden. Daarnaast was er de materiële schade in de vorm van opgeblazen voertuigen en gebouwen, en doorgesneden telefoon- en telegraafverbindingen. In de loop van augustus verhevigde de vijand zijn aanvallen wat leidde tot aanzienlijke verliezen bij de verzetslieden. Meer dan 100 man werden gedood, gevangen genomen of raakten vermist. Na twee weken hebben de Japanners de grote aanval beëindigd en volgden er weer incidentele confrontaties op kleine schaal. Maar geleidelijk tekende zich het einde af van de uitgeputte guerillastrijders. 4)
De guerillastrijd werd gevoerd in de periode maart tot en met augustus 1942. De Japanse overmacht bestond op het laatst uit 12.000 man. Toch waren ze lange tijd de incasserende partij. Om draagvlak te krijgen onder de Timorese bevolking loofden de Japanners beloningen uit van 60 gulden per uitgeschakelde guerilla, dood of levend. Veel beloningen zijn er niet uitbetaald. In de strijd zijn Japanners 1500 gedood, terwijl het KNIL 35 gesneuvelden telde en de Australiërs 40. De guerilla moest op den duur worden opgegeven wegens het uitdunnen van de gelederen en het dalende moreel. De Japanners hadden hun aanvallen geïntensiveerd en hadden kleine strijdgroepen van Indonesiërs gevormd die een contraguerilla begonnnen. Dorpen werden platgebrand zodat ze niet meer als schuilplaatsen konden dienen. De gevechtskracht van de verzetsstrijders nam nu sneller af en ze konden op den duur alleen nog maar waarnemen en verkennen. Het Geallieerde Opperbevel besloot de militairen te evacueren naar Australië en te vervangen door een ander detachement. Deze nieuwe troepen onder leiding van J.C.L. Stoll hebben Timor niet bereikt omdat het schip waarmee ze werden getransporteerd, door een Japans vliegtuig werd gebombardeerd. Ten slotte zijn de Nederlands-Indische en Australische troepen op 11 december 1945 opgehaald door de torpedojager Hr. Ms. Tjerk Hiddes. Bijna 200 man hadden het overleefd. Een groot aantal van hen is later ingezet als gids en verkenner voor Australische en Amerikaanse troepen die verder oprukten in hun tegenoffensief in 1944 en 1945.
De guerillastrijd was weliswaar opgegeven maar het positieve effect op het moreel was erg groot. Temeer omdat het gelukt was een aanzienlijk grotere vijandelijke troepenmacht op te houden en schade toe te brengen. Voor de “verzoenende” toon van de Japanners bij hun oproep het verzet op te geven, zijn de KNIL’ ers en Australiërs niet bezweken.5)
Verzet rond Koepang
De van Ambon afkomstige M.T. (1920) heeft in de periode van maart 1942 tot september 1942 deelgenomen aan verzetsactiviteiten in de streek rond Koepang. Getuige S.S. zat sinds oktober 1941 samen met M.T in dezelfde compagnie van het KNIL in de sector Namosain. Hun compagniescommandant was luitenant eerste klasse Van Ardenne en de commandant van hun brigade (peloton) was sergeant Harwick. M.T. en S.S. noemen beiden luitenant-kolonel (overste) Detiger als de territoriaal commandant van de bestuursregio Timor en Onderhoorigheden. Kapitein A.L. van Mastrigt was de commandant van de compagnie in de sector 3L Tenau. S.S. kende ook de vrouw van M.T. omdat zij zoals de gewoonte was bij haar man in de tangsi (kazerne) in Koepang woonde.
De twee ex-KNIL’ ers verklaren dat op 20 februari 1942 als gevolg van de overrompelende Japanse aanval uit Koepang vluchtten, richting Bakonasi. De twee compagnieën stonden onder het bevel van kapitein Van Mastrigt. Ze hadden onderweg gehoord dat ze samen met Australische troepen, komende vanuit Koepang, verder moesten optrekken vanaf het dorp Taros. Echter het ontbreken van een radio maakte contact onmogelijk en er heerste verwarring onder de soldaten. Aangekomen in het dorp Penfoei werd de troep beschoten. Door een Australische patrouille, zo bleek. De commandanten Van Mastrigt en Van Ardenne raakten daarbij gewond. Het voorval vond rond 1 uur ’s nachts plaats. De twee officieren zijn weggebracht naar het hospitaal in Bakonasi. De troepen vochten toen ongeveer een week lang in de buurt van Taroes. De compagnieën hadden zich toen in kleinere groepen opgesplitst. Sergeant Harwick was daar nog steeds bij, maar viel al snel uit wegens dysenterie. Hij gaf zijn soldaten bevel de wapens onklaar te maken en te verstoppen. S.S. bracht zijn sergeant naar een Ambonnese onderwijzer in Hatoe. De onderofficier bezweek daar aan zijn ziekte.
M.T. en S.S. zeggen dat rond die tijd met name de inheemse soldaten waren afgehaakt en hun gezinnen waren gaan zoeken. S.S. verklaart dat ook M.T. was vertrokken naar zijn vrouw. S.S. suggereerde daarmee een laffe houding. M.T. bevestigt zijn vertrel, maar zegt dat S.S. niet kon weten dat hij kort daarop in het verzet deelnam. Hoe minder mensen er van wisten, hoe beter. S.S. raakte na verraad in gevangenschap in de periode maart 1942 tot 15 oktober 1942 bij de Kenpeitai in Koepang. De Japanners wilden weten waar het KNIL de wapens had verborgen. Ondanks zware folteringen sloeg S.S. niet door, waarna hij ten slotte op 15 oktober 1942 werd vrijgelaten. Hij ontmoette toen M.T. die zei hem te zoeken en vroeg of hij ook naar Kapan ging. S.S. antwoordde ontkennend omdat hij luitenant Van Ardenne in het hospitaal in Bakonasi wilde bezoeken. M.T. legde toen uit naar Kapan te gaan om verzet tegen de Japanners te gaan plegen. S.S. gaf te kennen niet mee te gaan maar overhandigde twee door hem verborgen karabijnen. S.S. weet niet of M.T. met zijn vrouw en anderen wapens heeft verzameld ten behoeve van verzetsactiviteiten. Wel was het hem bekend dat M.T. deel uitmaakte van een groep die illegaal actief was.
S.S. kreeg van luitenant Van Ardenne een brief mee die hij moest brengen naar de gepensioneerde KNIL-kapitein Van Agerbeek in Kapan.6) De inhoud van de brief werd niet bekendgemaakt. Kapitein Van Agerbeek bleek door de Japanners te zijn aangesteld als hoofd van de groententuin, die voorheen bedoeld was voor het KNIL-personeel. S.S. zag bij aankomst in die tuin M.T. en vijf andere ex-KNIL-militairen aan het werk. Hij vroeg aan Van Agerbeek of hij er ook kon werken; hij had dringend een inkomen nodig. Van Agerbeek reageerde terughoudend en zei dat er geen plek was. Ook belette hij S.S. contact te maken met M.T. en de anderen. De ex-kapitein adviseerde om verder te gaan met zijn koeriersactiviteiten. Van Agerbeek stuurde S.S. naar de kampong Liliane met als reden dat M.T. en de andere ex-KNIL’ ers niet te vertrouwen waren en dat contact met hen moest worden vermeden. S.S. vermoedde toen terecht dat M.T. en de anderen in de illegaliteit actief waren. Zelf bleef hij koerierswerk verrichten voor Van Agerbeek in augustus/september 1942. Op een dag waren Van Agerbeek en de andere ex-KNIL’ ers spoorloos verdwenen. De dochter van Van Agerbeek vertelde dat ze gevlucht waren omdat de Menadonese boer Makaleu hen had verraden. Zij raadde S.S. aan ook te vluchten omdat de Menadonees hem had genoemd als intermediair tussen haar vader en de ook in het verzet opererende kapitein C.L.E.F. van Swieten. 7) Achteraf werd bekend dat Makaleu als beloning voor bewezen diensten hoofd van de groententuin was geworden. S.S. kwam later te weten dat Van Agerbeek en een onbekend aantal anderen was onthoofd. Het hoofdhaar van de slachtoffers was door de Japanners in enveloppen aan hun nabestaanden gestuurd. S.S. heeft zich later aangegeven bij de Japanners omdat dezen de druk op de bevolking opvoerden. Ze brandden dorpen plat om het verzet bloot te leggen en dreigden de inwoners met represailles. S.S. heeft het ondanks zware folteringen overleefd omdat het aan bewijzen van zijn deelname aan verzetsactiviteiten ontbrak. Later is bekend geworden dat dankzij het verzetswerk van de groep Van Agerbeek, de guerillastrijders informatie kregen zodat ze de positie van de vijand kenden en deze konden aanvallen. Ook is er veel informatie doorgeseind naar Australië, van waaruit enige droppings van goederen werden georganiseerd en een paar luchtaanvallen zijn uitgevoerd. 8)
Verzet op Midden-Java: Gombong en omgeving
Gombong ligt op Midden-Java in een bosrijke, heuvelachtige omgeving. Aan de vooravond van de Japanse aanval op Indië woonden er een dertigtal gezinnen: onderwijzers, officieren en onderofficieren met hun vrouwen en kinderen. De plaats was een kleine garnizoensstad van minder dan 20000 inwoners.
In Gombong en omgeving is een verzetsgroep actief geweest onder leiding van onderluitenant L.Z. Siahaya en sergeant-majoor W. de Leeuw. Bij hen voegde zich ook de Timorese sergeant Tariboeka toe. Zij verzamelden en verborgen wapens, pleegden sabotage. Siahaya, De Leeuw, Faber, Camonier, Suratmann Pieters en een Indo de heer G.A.B. waren in april of mei 1942 ontsnapt uit een krijgsgevangenkamp in Bandoeng. Dit deden zij op bevel van kolonel Adelhart Toorop en majoor Van der Horst. Zij moesten proberen contact te maken met generaal W. Schilling, de commandant van de 1e Divisie, maar wisten niet waar deze zich bevond. Schilling had aanvankelijk bevel gegeven de strijd ondergronds voort te zetten. Siahaya en zijn troep bleven echter “steken” in Gombong, waar ze hulp kregen van de familie Poepaard, een mevrouw Wolff en een Indonesiër, Omar. Op hun aanwijzing en die van Indo-Europese en Indonesische lokale bevolking werden ze geleid naar waterputten waar wapens in waren verborgen. Dit was het begin van de ondergrondse in Gombong. Onderluitenant Siahaya kende deze streek goed van de tijd dat ze opgeleid en gelegerd waren in Magelang. En in Gombong was ook het huis van Siahaya dat nog door zijn gezin werd bewoond.
De heer G.A.B. deed voornamelijk koerierswerk, totdat de groep werd opgerold door de Japanners. Een getuige en andere verzetsdeelnemer, L.T.S., kende de weg naar en in de wapenkamer van het depot gelegen naast de kazerne van het 7e Bataljon in Magelang. L.T.S.’ vader werkte er eerder als beheerder en toen een andere verzetsdeelnemer S.M.J. hem om wapens voor het verzet van de groep-Siahaya vroeg, heeft hij die ontvreemd en overhandigd. Het ging om twee karabijnen, een parabellum (een pistool), drie klewangs en een paar honderd stuks munitie. L.T.S. wist dat S.M.J. betrouwbaar was via ene Johannes: deze was ook een verzetsdeelnemer. Dankzij de handkarren die hij had als klein verhuisbedrijf wist hij in de beginfase van de bezetting nog stiekem wapens te verplaatsen. Later was dat niet meer mogelijk door de aangescherpte controles door de bezetter. Toen S.M.J. aan L.T.S. wapens vroeg, had hij een brief van Johannes bij zich om de betrouwbaarheid te garanderen van S.M.J. L.T.S. heeft hem pas jaren later weer ontmoet in Bandoeng; het was in 1948 en geheel toevallig. Evenals tijdens de eerste ontmoeting wisselden ze onderling slechts weinig woorden uit.
Onderluitenant L.Z. Siahaya
De verzetsgroep van Siahaya heeft de voorgenomen verzetsactiviteiten zoals gewapende aanvallen, sabotage en verkenningen kunnen realiseren.9) Door verraad van de adjudant Gandaredja van de intendance in Gombong werden Siahaye, De Leeuw en Pieters gearresteerd rond september 1942 in de buurt van Kanangbolan, zuidelijk van Gombong. De mannen werden naar de gevangenis in Poerworedjo gebracht. Ze zijn door onthoofding geëxecuteerd in Antjol, Batavia. G.A.B. wist onder te duiken in Bandoeng. De heer S.M.J. en zijn broer P.C.J. slaagden er ook in buiten bereik van de Kenpeitai te blijven. Het lot van de andere deelnemers is niet bekend. 10)
De andere vier artikels in deze vijfdelige serie:
Het verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetter Deel 1.
Het verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetter. Deel 2.
Het verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetter. Deel 3.
Het verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetter. Deel 5.
Noten
1) Michiel Hegener in: Verzet contra de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog. De geuzen van het Indisch verzet, Bussum-Nijmegen 1996, pp. 109-110. B.R. Immerzeel en F. van Esch (red.), Verzet in
Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetting 1942-1945, Den Haag 1993,p. 204.
2) Hegener in: Verzet contra de Japanse bezetting, p. 106. P. van Meel (red.),Tanda Kehormatan KNIL. Dordrecht 1985, pp. 20-21.
3) Hegener in: Verzet contra de Japanse bezetting, p. 111.
4) Idem, pp. 110-111.
5) Idem, pp. 113-114. Immerzeel en F. van Esch (red.), Verzet in Nederlands-Indië, p. 205.
6) Immerzeel en F. van Esch (red.), Verzet in Nederlands-Indië, p. 205. Hierin wordt de gepensioneerde kapitein van het KNIL Van Agerbeek opgevoerd en zijn arrestatie na verraad.
7) Idem, p. 204. Hegener in: Verzet contra de Japanse bezetting, p. 106.
8) Immerzeel en F. van Esch (red.), Verzet in Nederlands-Indië, pp. 204-205. P. van Meel (red.),Tanda Kehormatan KNIL, Dordrecht 1985, pp. 39-40.
9) Idem, pp. 185-186.
10) S.M. Jalhay, Jalhays kleine oorlog, Den Haag 1981.
Informatie op internet
Website Verzetsmuseum
Onno Sinke, Strijden voor erkenning. Vergeten verzet in Nederlands-Indië. Trouw van 12 augustus 2009.
Literatuur
Michiel Hegener, Guerrilla in Mori. Het verzet tegen de Japanners op Midden-Celebes in de tweede wereldoorlog.
Amsterdam 1990.
Uitgeverij Contact.
ISBN 9025468683.
B.R. Immerzeel en F. van Esch (red.), Verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetting 1942-1945.
Den Haag 1993.
SDU Uitgevers.
ISBN 9012068479.
S.M. Jalhay, Jalhays kleine oorlog.
Den Haag 1981.
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 11a. Nederlands-Indië I. Tweede helft.
‘s Gravenhage 1985.
Staatsuitgeverij.
Idem, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 11b. Nederlands-Indië II. Eerste helft.
‘s Gravenhage 1985.
Staatsuitgeverij.
Idem, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 11c. Nederlands-Indië III.
‘s Gravenhage 1986.
Staatsuitgeverij.
P.P. de Kock, De ongelijke strijd in de Vogelkop.
Franeker 1981.
Uitgeverij Wever.
ISBN 9061353157.
Jacques Leedekerken en Hans Liesker, Voorman in Verzet en Boei.
ISBN 90-9013361-5.
240 pagina’s, geïllustreerd
Prijs: € 16, – plus porto (€ 2,25; buitenland: € 3,-)
Bestellen: J.J.P. Leedekerken, tel: 0162-437282 of H. Liesker, tel.: 020-6363955.
Zie ook: de website van het Veteraneninstituut.
Elise Lengkeek, Ik beken.
Amsterdam 2009.
Uitgever: Mistral.
ISBN: 9789049951092.
P. van Meel (red.),Tanda Kehormatan KNIL.
Dordrecht 1985.
Speciale uitgave van het tijdschrift Stabelan van oud-artilleristen.
Moeilijk te krijgen, mogelijk nog via internet. Gedeeltelijke kopieën eventueel via info@indischhistorisch.nl aan te vragen. Ook: gescande pagina’s.
Verzet contra de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog. De geuzen van het Indisch verzet.
Bussum-Nijmegen 1996.
Uitgave van: Comité Ancol. Onder redactie van Ed Melis.
ISBN 909006172.
J. Zwaan, Oorlog en verzet in Nederlands-Indie 1941-1949 en de voorlichting aan de na-oorlogse generaties.
Amsterdam 1989.
Uitgever : De Bataafsche leeuw,
ISBN 9067072168.
Esther Zwinkels, Het Overakker-Complot. Indisch Verzet Tegen De Japanse Bezetter Op Sumatra 1942-1945.
Houten 2011.
Uitgever: Unieboek/Het Spectrum.
ISBN 9049106994.