Humphrey de la Croix
Vergeten oorlog: vergeten landgenoten
Op 14 augustus 2013 is het alweer de zevende keer dat de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Oost-Azië afkomstig uit Nijmegen omgeving worden herdacht. Tevens is het de herdenking van het einde van die oorlog. Deze inmiddels bij steeds meer mensen bekende herdenking lijkt intussen een vanzelfsprekende gebeurtenis.
Het had niet veel gescheeld of deze eigen “4 mei” voor de oorlogsgevallenen in het Verre Oosten was er helemaal niet geweest.
In Nijmegen was tot 2006 de herdenking van deze oorlog en haar sslachtoffers algemeen ondergebracht in de nationale jaarlijkse dodenherdenking op 4 mei aan het Keizer Trajanusplein. De volgende dag gevolgd door de feestdag bevrijdingsdag. Voor de Indische gemeenschap en betrokkenen is 15 augustus de nationale herdenkingsdag van het einde van de oorlog in het Verre Oosten.
Landelijke Indische herdenking sinds 1988
De lokale situatie liep van 1988 tot 2006 niet in de pas met de landelijke ontwikkeling rond Indië-herdenkingen. Tot 1988 had de Indische gemeenschap op 15 augustus, verwijzend naar de dag van de capitulatie van Japan op die datum in 1945, geen eigen nationaal erkende dagen voor hun dodenherdenking en bevrijding. Pas na een intensieve en jarenlange lobby besloot de regering in 1988 dat 15 augustus voortaan een officiële, jaarlijks terugkerende herdenkingsdag zou worden. Vanaf dat jaar dateert het Indisch monument in Den Haag waarbij ieder jaar ministers (vaak ook de minister-president) en parlementsleden aanwezig zijn. De status van “15 augustus” werd daarmee ondubbelzinnig tot een officiële landelijke gebeurtenis verheven. Op die dag dienen overheidsgebouwen de Nederlandse vlag te hijsen en ook burgers mogen dat formeel dán ook doen. Daarnaast wordt er voorafgaand aan en na 15 augustus in lokale, regionale en landelijke media aandacht besteed. De herdenking in Den Haag wordt live uitgezonden op televisie en daarna zijn er meestal interviews met politici, deskundigen en personen die de oorlog in Azië hebben meegemaakt of hun nazaten.
Ondanks deze status van de Indië-herdenking werd in de praktijk nogal eens (vooral lokaal) vergeten dat gemeentehuizen de vlag hadden gehesen. Bij navraag bleken ambtenaren niet eens te weten wat er op 15 augustus had moeten worden geregeld. Voor veel Indischen en andere Nederlanders die een binding hebben met Nederlands-Indië/Indonesië blijft dit een krenkende ervaring. Nog steeds een gevoel van niet te worden herkend en erkend.
Het zal niet vreemd overkomen de geschiedenis van het totstandkomen van Indië-herdenkingen een gevecht te noemen om herkenning en erkenning. Voor de naar schatting meer dan 6.000 mensen in Nijmegen met een Indische achtergrond voelde dat altijd als een koude reactie.
De Nijmeegse situatie tot 2006
Uit de Nijmeegse stadskrant van september 2004:
“Hoewel er in Nijmegen op 14 augustus nooit een herdenking is geweest, was er tot en met 2002 jaarlijks wel op 6 september een herdenking van gevallen Indische Nederlanders. Dit vond plaats bij de plaquette in de Gedeputeerdenpoort, naast het stadhuis. Een enthousiaste Indiëganger, J.H.F. van Son had hiervoor het initiatief genomen. Het was ook door zijn inzet dat de soldaten in Nijmegen een waardige herdenkingsplaquette kregen in de Gedeputeerdenpoort.”
Gemeentevoorlichter Hoevenaars:
“Toen bleek dat er maar weinig belangstelling voor de herdenking was, is in overleg met Van Son besloten om de herdenking van KNIL-militairen onder te brengen bij de 4-meiherdenking”. Toen is tevens besloten dat er op werkdagen, als de poort openstaat, bloemen gelegd kunnen worden. Op de grote 4 mei-herdenking staat de poort vanzelfsprekend open tijdens het moment van de nationale herdenking.”
Een keer ten goede
Toen in 2004 de gemeenteraad werd gevraagd een besluit te nemen op een voorstel van B&W om de slachtoffers van operatie Market Garden 60 jaar daarvóór, te gedenken volgde het besluit dat eenmalig te doen en niet jaarlijks. niet te doen. Daarbij werd als analogie verwezen naar de herdenking van gevallenen in het Verre Oosten die deel uitmaakte van de dodenherdenking op 4 mei. Ook de gevallenen van Market Garden werden mede herdacht op 4 mei. Met dus het argument dat er kennelijk geen behoefte daaraan was gebleken in 2002. Het was opnieuw voor de Indische (en niet-Indische) slachtoffers van de oorlog in Oost-Azië een bevestiging dat de Nederlandse overheid voorbijging aan hun behoefte te worden herkend én erkend als landgenoten die voor de Nederlandse zaak hun leven hadden gelaten of door de oorlogsomstandigheden was omgekomen.
De collectieve beleving van “4 en 5 mei” ging namelijk niet helemaal of niet op voor de Indische slachtoffers. “4 en 5 mei” zijn duidelijk gerelateerd aan de oorlog op het grondgebied van Nederland in Europa. De oude reflex van navelstaren op het beleefde oorlogsleed in Nederland deed altijd weer denken aan de onbekendheid over de oorlog in het Verre Oosten die Nederlanders tentoonspreidden aan gerepatrieerden uit Indonesië. Indische Nederlanders en Nederlanders met een Indisch verleden (hetzij als inwoner dan wel als uitgezonden militair in 1945 tot 1949) hebben zich altijd te weinig of niet erkend gevoeld in hún lotgevallen. Dat was allemaal zo ver weg en in Nederland heeft er lange tijd geen beeld over gehad.
In 2006 kwam er een doorbraak toen burgemeester Guusje ter Horst alsnog een eigen Indische herdenking voor slachtoffers uit Nijmegen en de regiogemeenten met officiële status toestond.
Deze eerste Nijmeegse “14 augustus” werd al direct goed bezocht met 60 aanwezigen en het jaar daarop konden er ruim 100 mensen geteld worden. In de jaren erna groeide dit aantal licht en is stabiel gebleven met meer dan 100 aanwezigen.
De onbedoelde rol van het weer tijdens de eerste herdenking in 2006
Ook al is het zomer, in Nederland zou het weer in augustus anders kunnen zijn dan je verwachtte. Die eerste “14 augustus” werd getroffen door heftige regenbuien die kort op elkaar volgden. De open Gedeputeerdenplaats (een kleine binnenplaats in het oude, oorspronkelijke stadhuis) was als locatie bestemd voor de ceremonie. De felle regenbuien hinderden de herdenking dusdanig dat deze noodgedwongen werd verplaatst naar de raadzaal, het hart van de lokale democratie. Het was de toen aanwezige loco-burgemeester Paul Depla die de bezoekers uitnodigde de herdenking in de raadzaal voort te zetten. Vanaf dán heeft de gemeente besloten dat de herdenking in de raadzaal zou zijn waarna de kranslegging, het spelen van de ‘Last Post’ en een defilé langs kransen en gedenkplaten in de Gedeputeerdenplaats zich zou voltrekken.
Eigenlijk is de status van de Nijmeegse herdenking onbedoeld en symbolisch zichtbaar gemaakt zoals ze zou moeten zijn: in het hart van de democratische besluitvorming.
Jammer is dat de gemeente nog niet eerder de burgemeester zélf heeft kunnen vertegenwoordigen. Deze rol is altijd ingevuld door de loco-burgemeester of een andere wethouder. De andere aanwezige gemeenten uit het Rijk van Nijmegen hebben tot nu toe ook op dezelfde wijze hun vertegenwoordiging geregeld.
Platform Indische Organisaties Nijmegen en omgeving (PION)
Het zou de waarheid onrecht doen en betrokken, gedreven mensen zeer tekort doen het welslagen van de Nijmeegse herdenking toe te rekenen aan het stadsbestuur. Doorzettingsvermogen, succesvol netwerken en doorslaggevende argumenten zijn nodig geweest om de herdenking te realiseren.
Een prominente rol is ingenomen door de Stichting Platform Indische Organisaties Nijmegen en omgeving, PION. Deelnemers zijn Indo Inn (organisator Pasar Malam), IndoFilmCafé, Vereniging Soerobojo, Stichting Pelita/Masoek Sadja en Stichting Arisan Indonesia (SARI). Deze initiatieven en organisaties hebben elkaar’s activiteiten in beeld gebracht, waar nodig op elkaar afgestemd en informeren elkaar wat betreft Indische aangelegenheden in stad en regio. PION kent als rechtspersoon de jaarlijkse herdenking van gevallenen in de oorlog in Azië als gemeenschappelijke activiteit.
Ine Stoltenborg-Indorf zit namens IndoFILMCafe in het bestuur van PION en is de enige die de oorlog heeft meegemaakt, als zogeheten ‘buitenkamper’, dus niet geïnterneerd geweest. Zij stoort zich aan wat feitelijk de post-koloniale ontwijkingsreflex is van de Nederlandse overheid nadat Indië definitief Indonesië is geworden. Indische Nederlanders zijn geruisloos als gevolg van min of meer opgelegde assimilatie opgelost in de Nederlandse samenleving. Deze veelgeroemde succesvolle inburgering of integratie had echter ook een grote schaduwzijde. De repatrianten (zowel die van gemengde komaf, de Indo’s, als de volbloed Nederlanders uit Indië) kregen de kans niet om de meest dramatische gebeurtenissen in hun leven, de Tweede Wereldoorlog, de bloedige Indonesische onafhankelijkheidsstrijd 1945-1949 en ten slotte de min of meer gedwongen emigratie naar het vaak onbekende vaderland, een plaats te geven in het collectieve Nederlandse geheugen. De stilte vanuit de Indische hoek en de vermijding van de discussie hoe om te gaan met het verlies van Indië, waren de juiste ingrediënten om uiteindelijk een Indische geschiedenis integraal deel te laten uitmaken van de algemeen Nederlandse, in de kiem te smoren. Ondanks recente inspanningen om dat ongedaan te maken via met name het onderwijs, lijkt door de voortschrijding van de tijd er niet veel verandering in de onwetendheid met voormalig Nederlands-Indië in het verschiet te zijn.
Ine Stoltenborg-Indorf blijft de onverzettelijkheid vertonen om deze achterstelling en gebrek aan belangstelling bij Nederlandse politiek en media, te herhalen en heeft vanaf 2004 extra inspanningen geleverd om in Nijmegen een eigen Indische herdenking voor elkaar te krijgen.
Op de website JavaPost.nl op 14 augustus 2012 reageert zij als volgt op een ingezonden bericht:
“Helemaal eens ben ik het met uw opmerking dat de verslaggeving van de Herdenking van eind WO II sober is. Veel te sober. Al jaren schrijf ik redacties en omroepen aan om meer aandacht te geven aan deze toch belangrijke gebeurtenis. Om aandacht te geven aan die vele slachtoffers, NEDERLANDSE ! slachtoffers, die daar gevallen zijn. En ja, ook aan Indonesische slachtoffers. Helaas merk ik daar bitter weinig van. Ik heb meermalen gesuggereerd mensen die het meegemaakt hebben te interviewen. Nu kan het nog, zij zijn bijna uitgestorven. In Nijmegen hebben we het zover gekregen dat elke 14 e augustus ‘s avonds een [mooie] herdenkingsdienst gehouden wordt bij het gedenkteken dat wij ten slotte hier mochten plaatsen. Onze organisatie, PION [Platform Indische Organisaties Nijmegen e.o.] moet elk jaar veel moeite doen om haar berichtgeving geplaatst te krijgen in de daartoe bestemde media. Voorpaginanieuws is het nooit geworden, àls het al geplaatst werd. U doet een voorstel. Prachtig. Ik zou zeggen: voer het uit.”
Moeizame totstandkoming Nijmeegse herdenking: een korte analyse
De conclusie uit 2002 dat er binnen Indische kringen en met deze betrokken anderen geen behoefte bestond aan een herdenking, is dus niet lang overeind gebleven. Waaraan lag dat dan? Had de gemeente te snel die conclusie getrokken en kon zo de zaak als afgedaan worden beschouwd? SARI-voorzitter Peter van Riel verweet in 2006 nog dat het stadsbestuur twee jaar ervóór absoluut niet meewerkte. De inspanningen van in het bijzonder het PION zowel direct met de gemeente als door intensievere contacten met de media, hebben geleid tot het behaalde resultaat. Dat is een jaarlijkse officieel door het bestuur van Nijmegen en buurgemeenten onderschreven herdenking en op de locatie waar de lokale democratie zijn werk doet.
Het lijkt erop dat Ine Stoltenborgh’s woorden “voer het uit” de juiste aanpak is geweest van het probleem. Doe een goed voorstel voor vorm, inhoud, locatie en facilitaire randvoorwaarden van een herdenking en ga (welhaast on-Indisch) assertief op het stadsbestuur én media af. En blijf vooral volhouden.
Een waardige herdenking en de noodzaak kritisch te blijven
De herdenking in Nijmegen sinds 2006 is een ingetogen, waardige herdenking geworden met een eigen Indische kleur. Deze wordt gevormd door de levensgeschiedenissen die naar voren komen, de eigentijdse bijdragen van de jongste generatie en de aanwezigheid van alle generaties. Het is ook een gezamenlijke herdenking van Indische Nederlanders, Nederlanders die in Indië hebben gewoond, veteranen die in de periode 1949-1949 zijn uitgezonden en bekrachtigd door aanwezigheid van het stadsbestuur. Hoewel de vertegenwoordigers van de gemeente blijk hebben gegeven hun toespraken te voorzien van interesse en betrokkenheid bij wat die Indische geschiedenis is, blijven een juiste vernoeming van historische feiten, omstandigheden en terminologie een aandachtspunt. Het is te pijnlijk voor betrokkenen en een soort uiting van onverschilligheid wanneer het ontbreekt aan de nodige precisie daarin. Als bekend voorbeeld is er natuurlijk het niet weten te onderscheiden van Indonesisch en Indisch. Dit is overigens niet het geval geweest in de herdenkingen in Nijmegen.
Ook in andere opzichten is kritisch blijven zinvol. Een voorbeeld daarvan is te zien in onderstaand filmpje met Indië-veteraan Theo Felen.
Een nieuw monument in 2007
De tweede herdenking in 2007 is opgeluisterd met de onthulling van een eigen Indisch herdenkingsmonument. Kunstenares Joyce Bloem is de maakster van het tweedelige monument dat bestaat uit een plaquette en mobiel gedeelte gevormd door een keramieken vijfhoek waarin onder meer de coördinaten staan van Indonesië en Nederland. Dit gedenkteken kan gebruikt worden op andere locaties waar de Indische gemeenschap wil herdenken maar waar nog geen dergelijke vorm is. Tevens wordt de schoonheid en vruchtbaarheid van het land en de warmte van de zon tot uitdrukking gebracht. De plaquette is aangebracht aan de wand van de Gedeputeerdenplaats waar de andere twee herdenkingsplaquettes voor Nijmeegse slachtoffers in de oorlog in Azië hangen.
Van wie is de herdenking?
De herdenking is nu van de Indische gemeenschap én van het stadsbestuur, maar invulling en voortzetting zijn een verantwoordelijkheid van de Indische gemeenschap en betrokken anderen.
Een les uit het verleden kan zijn dat mensen het gewoon oppakken en blijven doen. Daarin kan het gaan wringen. Het bestuur van PION wil geen enige eigenaar zijn van de herdenking en ziet graag nieuw bloed in het bestuur. De opeenvolging van generaties en binnen generaties is geen vanzelfsprekend mechanisme. PION zou graag zien dat anderen in de Indische gemeenschap en ook daarbuiten, hun verantwoordelijkheid oppakken in het voortzetten van de herdenking als een belangrijk cultureel erfgoed dat deel uitmaakt van een Indische identiteit.
Naast Nijmegen kennen Almelo, Amstelveen, Nieuwerkerk aan de IJssel en Den Haag
op 14 augustus een Indische herdenking.
Bronnen
De Nijmeegse Stadskrant, editie september 2004
De Gelderlander 29 juli 2006
De Gelderlander 14 augustus 2011
Java Post 14-8-2012
Raadsbesluit gemeente Nijmegen 14 juli 2004: 2004-126
Stichting PION
YouTube
Meer informatie
Vereniging HONI ’42-’49.
Nationaal Comité 4 en 5 mei
Een mooie en waardige terugblik op een stukje ontstaansgeschiedenis van de herdenking in Nijmegen. Graag doet PION een oproep aan organisaties en personen met een Indische achtergrond om deel te nemen aan de herdenking en zich in te zetten voor het voortbestaan ervan, bijvoorbeeld door zich aan te sluiten bij het PION.
Veel respect voor jullie doorzettingsvermogen en het houden van een herdenking ter nagedachtenis aan al die burgers en militairen die omkwamen door oorlogsgeweld.,
gevangenschap, onderdrukking en terreur.
In Zwolle houden wij een herdenking op 15 augustus bij het Indië en Nw Guineamonument 41-62 in Park Eekhout van 19.00 tot 20.00 uur.
Zou het prettig vinden al u mijn foto gebruikt de naam van de fotograaf bij de foto plaatst het is zelfs wettelijk verplicht,
foto Indisch monument Den Haag